Spaans Marjolein 21 mei
1 / 25
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe zeg ik
'goedemiddag'
'goedemiddag'
A
buenos días
B
buenos tardes
C
buenas tardes
D
buenas noches
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de betekenis van 'buenas tardes'?
A
goedemiddag
B
hoi
C
goedenavond
D
goedemorgen
Slide 5 - Quizvraag
el apellido
hasta pronto
escribir
schrijven
de achternaam
tot snel
Slide 6 - Sleepvraag
jij bent
hoe is het?
hoe gaat het?
ik ben Nederlandse
soy holandesa
tú eres
¿qué tal?
Slide 7 - Sleepvraag
hoe zeg ik
'Hoe gaat het met u?'
'Hoe gaat het met u?'
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Cuántos años tiene usted?
C
¿Cómo se llama usted?
D
¿Cómo está usted?
Slide 8 - Quizvraag
hoe zeg ik
'hoe oud ben je?'
'hoe oud ben je?'
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Cuántos años tienes?
Slide 9 - Quizvraag
'la palabra' betekent:
A
schrijven
B
het lezen
C
het woord
D
huiswerk
Slide 10 - Quizvraag
tres + tres =
A
siete
B
seis
Slide 11 - Quizvraag
cinco + cuatro =
A
diez
B
ocho
C
nueve
D
siete
Slide 12 - Quizvraag
El año tiene 12
A
días
B
meses
C
años
D
semanas
Slide 13 - Quizvraag
Welk 10-tal volgt op
diez, veinte, treinta, cuarenta
diez, veinte, treinta, cuarenta
A
cincuenta
B
cinco
C
quinze
D
cien
Slide 14 - Quizvraag
¿Qué hora es?
Slide 15 - Open vraag
¿Qué hora es?
Slide 16 - Open vraag
¿Qué hora es?
Slide 17 - Open vraag
¿Qué hora es?
Slide 18 - Open vraag
Hoe zeg je "de tante"?
A
la abuela
B
la madre
C
la hija
D
la tía
Slide 19 - Quizvraag
¿Qué significa "la hija"?
A
de oma
B
de tante
C
de dochter
D
de moeder
Slide 20 - Quizvraag
de broer
de opa
de echtgenoot
El abuelo
El marido
El hermano
Slide 21 - Sleepvraag
¿A qué hora es la clase?
Slide 22 - Open vraag
¿A qué hora empieza la escuela?
Slide 23 - Open vraag
¿De qué días consiste el fin de semana?
Slide 24 - Open vraag
¿qué significa 'nunca'?
A
gisteren
B
morgen
C
nooit
D
ooit
