goed gebekt zijn 2

Je hebt telkens maar 20 seconden om het goede antwoord te geven.
Wat betekent de uitdrukking?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je hebt telkens maar 20 seconden om het goede antwoord te geven.
Wat betekent de uitdrukking?

Slide 1 - Tekstslide

Hij maakt zich er met een jantje-van-leiden van af
A
hij raffelt het af
B
hij doet het heel goed
C
hij doet of zijn neus bloedt

Slide 2 - Quizvraag

In de schaduw staan van iemand
A
iemand na-apen
B
iemand in de weg staan
C
minder goed dan een ander zijn

Slide 3 - Quizvraag

de goede niet te na gesproken
A
spreek niet te veel met goede mensen
B
iets geldt niet voor degenen die zich er niet schuldig aan maken
C
probeer niet altijd iemand te imiteren

Slide 4 - Quizvraag

goedkoop is duurkoop
A
alles wat goed is, is duur
B
wat duur is, moet je niet kopen
C
iets wat goedkoop gekocht is, blijkt vaak niet goed

Slide 5 - Quizvraag

het gaat hard tegen hard
A
vechten
B
geen van de partijen wil toegeven
C
erg op elkaar letten

Slide 6 - Quizvraag

de nieuwe directeur is een onbeschreven blad
A
iemand van wie nog niets bijzonders bekend is
B
iemand zonder strafblad
C
iemand die nooit gehuwd is geweest

Slide 7 - Quizvraag

de ontslagen burgemeester werd aan de schandpaal genageld
A
gevangen genomen
B
in het openbaar vernederd door op haar fouten te wijzen
C
verboden een nieuwe baan te zoeken

Slide 8 - Quizvraag

zij heeft ruggengraat
A
is een doorzetter
B
kan heel veel tillen
C
heeft chronische rugklachten

Slide 9 - Quizvraag

het is op een oor na gevild
A
het is bijna klaar
B
het is niet duidelijk te horen
C
het is verbazingwekkend

Slide 10 - Quizvraag

iets met argusogen bekijken
A
iets nauwelijks volgen
B
iets met argwaan in de gaten houden
C
iets nauwlettend volgen

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan en leg uit wat het betekent:

Slide 12 - Tekstslide

1. iemand iets op de mouw ...
2. naar de bekende weg ...
3. het ruime sop ...

Slide 13 - Open vraag

woord + betekenis
1.iemand iets op de mouw spelden: iemand iets wijs maken
2. naar de bekende weg vragen: iets vragen wat je al weet
3. het ruime sop kiezen: de zee opgaan

Slide 14 - Tekstslide

1. iets naar je hand ...
2. stank voor dank ...
3. de lakens ...

Slide 15 - Open vraag

1. iets naar je hand zetten: het zo regelen, dat het jou goed uitkomt
2. stank voor dank krijgen: geen waardering krijgen, terwijl je daar wel opgerekend hebt.
3. de lakens uitdelen: het voor het zeggen hebben

Slide 16 - Tekstslide

1. iets tegen heug en meug ...
2. ergens munt ...
3. iemand in de kaart ...

Slide 17 - Open vraag

1. iets tegen heug en meug opeten: iets met tegenzin opeten
2. ergens munt uit slaan: voordeel uit iets halen
3. iemand in de kaart spelen: iets doen wat een ander goed uitkomt

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord hoort bij 
de beschrijving?
Je hebt 20 seconden om te antwoorden

Slide 19 - Tekstslide

relikwie
A
de manier waarop iets gedrukt wordt
B
het overblijfsel van een heilige
C
het gebruik van titels e.d.
D
het nemen van proeven op levende dieren

Slide 20 - Quizvraag

correlatie
A
een zich snel uitbreidende besmettelijke ziekte
B
het alleen recht op handelen
C
het verband tussen twee zaken
D
een ander woord met dezelfde betekenis

Slide 21 - Quizvraag

1. geef een definitie van synoniem
en
2. geef een voorbeeld

Slide 22 - Open vraag

1. synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis
2. rijwiel=fiets

Slide 23 - Tekstslide

geef een definitie van
1. epidemie
2. geef een voorbeeld

Slide 24 - Open vraag

1. een zich snel uitbreidende besmettelijke ziekte
2. corona; griep; buikgriep

Slide 25 - Tekstslide