betoog 3h juni 2020

Betoog 3h
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betoog 3h

Slide 1 - Tekstslide

toets betoog
dinsdag 16 juni (3Hc) of donderdag 18 juni (3Ha): schrijfplan betoog maken en beginnen aan klad = opdracht op de ELO. Je mag het klad ook op papier maken. Deze opdracht nog NIET donderdag inleveren! Ik weet niet of je er anders vrijdag nog verder mee kan. 
De deadline voor de toets is vrijdag 19 juni aan het einde van het lesuur.
Je gaat er vrijdag tijdens de les mee verder. Je moet hem voor 10.40 uur inleveren.
De toets wordt beoordeeld met een V/G/O. Deze gegevens gebruik ik om je overgang te bespreken. Op Magister komt alleen een O of een V te staan.

Slide 2 - Tekstslide

Planning tot zomervakantie
1 - 5 juni: Lezen 6 maken blz. 226 opdracht 2 
2 lessen: Theorie betoog en oefenbetoog schrijven 
8 – 12 juni: Lezen 6 blz. 227 opdracht 3 
twee lessen: betoog + theorie beschouwing + debatteren 
15 - 19 juni :Lezen 6 blz. 229 opdracht 4 Toets betoog ( 2 lessen) 2 – 26 juni Toetsvrije week:voorbereiden op toetsweek
29 juni – 3 juli Toetsweek Toets lezen 1-6 + woordenschat 5-6 

Slide 3 - Tekstslide

  • Algemene regels
  • je spreekt de lezer niet aan
  • je gebruikt niet te veel 'je' (alleen als 'men' bedoeld)
  • je maakt goedlopende zinnen die niet met een voegwoord beginnen (zoals: maar, en, omdat, want, dat, enz.)
  • getallen onder de 20 schrijf je voluit
  • je gebruikt geen afkortingen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Structuur betoog
ALINEA 1: Inleiding
Het onderwerp wordt duidelijk gemaakt. Je trekt de aandacht van de lezer door te beginnen met een anekdote, voorbeeld, actualiteit, vanuit de geschiedenis, enz.
Je gebruikt geen argumenten in je inleiding.
De laatste zin van de inleiding is je standpunt of de stelling letterlijk overgenomen. Je mag 'ik vind'gebruiken, maar alleen in je inleiding en het slot. (niet in het middenstuk)

Slide 6 - Tekstslide

Alinea 2 en 3
Alinea 2 en 3 beginnen met een argument voor de stelling.
Je argument is de eerste zin en begint met een signaalwoord voor opsomming. (allereerst, ten eerste, ook, bovendien, enz.)
In de rest van de alinea leg je het argument uit en geeft er een voorbeeld bij. (AUB-methode:argument, uitleg, voorbeeld)

Slide 7 - Tekstslide

Alinea 4
Deze alinea begin je met een tegenargument en je weerlegt dit tegenargument. Je begint niet met een signaalwoord voor opsomming, maar je gebruikt bij de weerlegging wel een signaalwoord voor een tegenstellend verband. (maar, echter, enz.) Bijvoorbeeld: tegenstanders zeggen dat ....is, maar......
De weerlegging moet met het tegenargument te maken hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Slot (alinea 5)
Het slot begin je met een signaalwoord voor een concluderend verband (samenvattend, kortom, enz.) Als je 'dus'gebruikt (mag ook) dan gebruik je dat midden in de zin.
Je herhaalt je standpunt (of de stelling) en alle kernzinnen. (argumenten + weerlegging) Sluit af met een goede slotzin, dus niet met de stelling. Deze slotzin mag niet activerend zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht deze les+ huiswerk volgende les:
Kies op de site Debatstelling.nl een stelling uit waar 'nieuw' voor staat.
Maak eerst een schrijfplan. (voor vrijdag af) Je noteert kort:
1. wat je gaat schrijven in je inleiding-steekwoorden + standpt
2. twee argumenten voor en waarom je voor bent
3. een tegenargument + weerlegging
4. slot: alles samengevat. Bedenk alvast een goede slotzin.

Slide 10 - Tekstslide