GT3_werkwoordspelling geen pv

Nederlands
Werkwoordspelling 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Werkwoordspelling 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Ik ..... (worden, tt) gek van dat geluid.
A
word
B
wordt

Slide 3 - Quizvraag

De docent ....... (verbieden, tt) me te eten tijdens de les.
A
verbied
B
verbiedt

Slide 4 - Quizvraag

Een andere docent ..... (toelaten, vt) dat wel ...
A
laat toe
B
liet toe
C
laatte toe
D
laade toe

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoordspelling 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer 't sexy fokschaap:


  • Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          
  • Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 8 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord (OD)

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 9 - Tekstslide

Infinitief (INF)

Is het hele werkwoord.


Verandert niet bij veranderen van tijd (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te nemen.        (IK KAN nemen).

Slide 10 - Tekstslide

Gebiedende wijs (GW)

Wordt gebruikt als het om een gebod of bevel gaat.

Staat op de eerste plaats in de zin.

Heeft geen onderwerp bij zich.


Geef me een Big Mac!

Braad ze bruin, die frietjes!

Slide 11 - Tekstslide

VD als bijvoeglijk naamwoord (VD BN)

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Is een VD of OD geweest.

Hoofdregel: schrijf je zo kort mogelijk, dus met een -e erachter.

Tenzij:

1. Er problemen met de uitspraak zijn (uitzondering 1).

2. Het VD op -en eindigt, dan ook bijvoeglijk gebruikt met -en (uitzondering 2).


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

De geplette biefstuk is toch lekker. (1)

De gebraden kip is heel knapperig. (2)

Slide 12 - Tekstslide

Alle werkwoordsvormen op een rij

Ik neem een Big Mac                                                 PV TT

Ik nam een Big Mac                                                    PV VT

Ik heb een Big Mac genomen                               VD

Kwijlend nam ik een hap                                          OD

Ik heb zin om een Big Mac te nemen                    INF

Geef me eens een Big Mac!                                      GW

Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac                    VD BN


Slide 13 - Tekstslide

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD.

Slide 14 - Quizvraag

Een onvoltooid deelwoord

A
is de infinitief met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 15 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 16 - Quizvraag

(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend

Slide 17 - Quizvraag

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 18 - Quizvraag

Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde

Slide 19 - Quizvraag

evacueren
De .................. kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden

Slide 20 - Quizvraag

Hij (deleten - PV VT) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 21 - Quizvraag

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt!
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 22 - Quizvraag

De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 23 - Quizvraag

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 24 - Quizvraag

Oefen op Cambiumned

Kies voor: 
- spelling 
- werkwoordspelling 
- het onderdeel dat jij wilt oefenen. 
Kijk het filmfragment met extra uitleg 

Werkwoordspelling: een opfriscursus. 
https://www.youtube.com/watch?v=EqYu-gIFuRU



Slide 25 - Tekstslide