Na de kerstvakantie: herhalen U 1 + 2

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
  • jour, date, saison
  • le but (lesdoel)
  • répéter U 1 + 2
  • présentation U1 ex 24: instructions
  • les devoirs 
c'est mardi
le 9 janvier 2024
c'est l'hiver
après ce cours....
.... weet je weer hoe je être, avoir, faire, vouloir en pouvoir vervoegt
.... kun je de bezittelijke voornaamwoorden weer gebruiken
.... heb je een start gemaakt met je presentatie over je hobby / sport

Slide 2 - Tekstslide

Unité 1 Sports et passions
être
avoir
faire
kloktijden
 bezittelijk vnw

Slide 3 - Tekstslide

Ken je de werkwoorden être, avoir, aller et faire?
A
Nee
B
Ja
C
Ik ken ze een beetje
D
Ben alles al vergeten

Slide 4 - Quizvraag

Zet de juiste vorm van het werkwoord être of avoir in de zin.
Noa et Isabelle …………………à la cantine
A
avoir
B
a
C
sont
D
ont

Slide 5 - Quizvraag

Être of avoir? Maak de zin kloppend door het goede werkwoord te kiezen op de open plek.

Mon jean _______________ bleu et noir.
A
est
B
a

Slide 6 - Quizvraag

Être of avoir? Maak de zin kloppend door het goede werkwoord te kiezen op de open plek.

_______________ un chien et trois chats à la maison.
A
nous sommes
B
nous avons

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel verschillende vormen van 'avoir' zie je staan?
J'ai deux parents. Nous avons un chien, et il a les cheveux rouges. Les cheveux, ils ont aussi la couleur grise. Tu as aussi des animaux domestiques? Ils ont aussi des trucs bizarres.
timer
0:45
A
4
B
geen
C
6
D
9

Slide 8 - Quizvraag

Quelle heure est-il?
A
Il est onze heures.
B
Il est sept heures.
C
C'est sept heures.
D
C'est set heures.

Slide 9 - Quizvraag

Quelle heure est-il?

A
Il est sept heures et quart.
B
Il est sept heures et demie.
C
Il est huit heures et demie.
D
Il est huit heures moins le quart.

Slide 10 - Quizvraag

Quelle heure est-il?

A
Il est quatre heures mais le quart.
B
C'est quatre heures moins le quart.
C
Il est quatre heure moins le quart.
D
Il est quatre heures moins le quart.

Slide 11 - Quizvraag


Quelle heure est-il?
A
il est un quart après douze heures
B
il est midi moins quart
C
il est douze heures et le quart
D
il est midi et quart

Slide 12 - Quizvraag

In het Frans zegt een bezittelijk voornaamwoord iets over...
A
het bijvoeglijk naamwoord
B
het werkwoord
C
het zelfstandig naamwoord
D
het lidwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van bezittelijk voornaamwoorden in het Frans?
A
le/ la/ l'/ les
B
un/ une
C
suis/ es/ est
D
mon/ ma/ mes

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (mijn) maison
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (zijn) chat
A
son
B
sa
C
ses

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
Voilà (hun) soeur.
A
leur
B
sa
C
leurs

Slide 17 - Quizvraag

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
Voilà (jullie) copain.
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 18 - Quizvraag

wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord "ons" in het Frans
A
votre votre vos
B
ton ta tes
C
notre notre nos

Slide 19 - Quizvraag

Unité 2 En ligne
pouvoir
vouloir
passé composé

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekenen deze werkwoorden?
POUVOIR + VOULOIR
A
kunnen + zijn
B
werken + mogen
C
mogen + gaan
D
kunnen/mogen + willen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "vouloir" en "pouvoir"?
A
Vu/pu
B
Voulu/pu
C
Veux/pouvu
D
Voulus/pué

Slide 22 - Quizvraag

Casper.......... inviter son ami.
A
vouloir
B
pouvoir
C
veut
D
veux

Slide 23 - Quizvraag

moi et ma mère, nous............faire du shopping
A
voulons
B
vouloir
C
sommes
D
pouvoir

Slide 24 - Quizvraag

Mark et Sigrid .............gagner
A
voulons
B
peuvent
C
veulent
D
pouvons

Slide 25 - Quizvraag

Je........ un croissant s'il vous plaît.
A
peux
B
veux
C
veut
D
voudrais

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de 'passé composé' ?
A
het voltooid deelwoord
B
de verleden tijd
C
de voltooide tijd
D
een gerecht met mosselen

Slide 27 - Quizvraag

De passé composé heeft er ....
A
1 : werkwoord
B
1 : voltooid deelwoord
C
2 heel werkwoord en voltooid deelwoord
D
2 : hulpwerkwoord en voltooid deelwoord

Slide 28 - Quizvraag

Je (passé composé) ___
(ik heb gekund)
A
suis pu
B
suis pué
C
ai pu
D
ai pus

Slide 29 - Quizvraag

Tu (manger = eten)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 30 - Quizvraag

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 31 - Quizvraag

Tot zo ver de herhaling

Slide 32 - Tekstslide

Présentation U1 ex 24  p. 29 (gebruik ex. 19 en 20!!!)
  1. Groet en vertel hoe je heet
  2. Mijn sport / hobby is....
  3. Ik train / speel ..... keer per week
  4. Ik speel op....... (noem de dagen)
  5. Ik vind...... heel leuk / ben er dol op / hou van....
  6. Ik speel / oefen / train met vrienden / alleen / met familie...
  7. Bedankt en tot ziens
Inleveren op vr. 12 januari.
Inleveren op papier.
Presentaties: elke les een paar.
Cijfer komt als deel vd formatieve toets in Magister

Slide 33 - Tekstslide

Au revoir!
après ce cours....
.... weet je weer hoe je être, avoir, faire, vouloir en pouvoir vervoegt
.... kun je de bezittelijke voornaamwoorden weer gebruiken
.... heb je een start gemaakt met je presentatie over je hobby / sport

Slide 34 - Tekstslide