révision ch 3 (Michael)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herhaling H2

Les gemaakt door: Michael

Wat gaan we doen

- Vocabulair

- Zinnen

- Aanwijzend voornaamwoord

- Pourvoir / Vouloir

- Avoir / être / P.C / présent -er

Vocabulair

Acheter

1. Kopen
2. Stoppen
3. Wachten
4. Dragen

Le short de bain

1. De zwembroek
2. De trui
3. De broek
4. De jurk

Blanc

1. Zwart
2. Wit
3. Rood
4. Blank

Hoe schrijf je: Natuurlijk

Appeler

1. Nemen
2. Denken
3. Zien
4. Noemen

Hoe schrijf je: lelijk

essayer

1. passen
2. maken
3. nemen
4. proberen

Le jean

1. De rok
2. De broek
3. De spijkerbroek
4. De trui

Wat betekent: On y va

Finir

1. Afmaken
2. Lelijk
3. Maken
4. Mooi

WELKOM

3 Kader

Zinnen

Gaan we dit weekend naar de stad?

1. Il aime en ville, ce weekend?
2. On va en ville, ce weekend?
3. OHIO
4. On y va ville, ce weekend?

Waar houdt hij van?

1. Qu'est-ce qu'il aime?
2. Qu'est ce-que il aime?
3. Qu est-ce qu'il aime?
4. Qu'est-ce qu il aime?

Hoeveel kost het?

1. Il coute combien?
2. Il coute combien.
3. Combien il coute?
4. Il combien coute?

Hoe schrijf je: Tu fais quelle taille?

Hoe schrijf je: Wat wil je kopen?

Aanwijzend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Ce

1. Man
2. Vrouw
3. Man met H of klinker botsing
4. Meervoud

Ces

1. Man
2. Vrouw
3. Man met H of klinker botsing
4. Meervoud

Cette

1. Man
2. Vrouw
3. Man met H of klinker botsing
4. Meervoud

Cet

1. Man
2. Vrouw
3. Man met H of klinker botsing
4. Meervoud

Pouvoir et vouloir

Leer de vormen van pouvoir en vouloir uit je hoofd

Pouvoir en vouloir

P.C

Pouvoir     Vouloir

Je/tu/il/elle/nous/vouz/ils/elles= Pu (Pouvoir) en Voulu (Vouloir)

Pouvoir

Vouloir

Willen

Kunnen

Mogen

Welke is correct (vouloir)

1. Tu pu
2. Tu as veut
3. Nous voulons
4. Ils veulez

Welke is correct (pouvoir)

1. Tu pu
2. Il peut
3. Vous pouvons
4. On peux

Présent avoir

Passé composé vouloir

Passé composé vouloir

Présent vouloir

Imparfait pouvoir

passé composé pouvoir

Ils ont

On voulu

Tu as voulu

Vous voulez

Ils pouvaient

Nous avons pu

Verdeel de vervoegingen

Vouloir

Pouvoir

Nous voulons

We kunnen

Je peux

Tu veux

Hij mag

U wilt

Avoir (hebben) & Être (zijn)

Avoir en être

P.C

Avoir en être

je/tu/il/elle/on/nous/veux/ils/elles = eu (avoir)en été (être)

Is het avoir of être?

Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

Nous avons

1. Wij hebben
2. Jullie hebben
3. Zij hebben

Jullie zijn/u bent

1. Vouz avez
2. Vouz êtes
3. Nous sommes
4. Nous avons

Zij hebben

1. Ils ont
2. Elle a
3. Il a
4. On a

Wij zijn

1. Nous sommes
2. On est
3. Ils sont