leidinggeven

Wat laat een horizontale lijn in een organogram zien?
1 / 50
volgende
Slide 1: Open vraag
leidinggevenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat laat een horizontale lijn in een organogram zien?

Slide 1 - Open vraag

Wat betekent E = K x A?

Slide 2 - Open vraag

Waar staat de C voor in de PDCA cyclus?
A
controle
B
Check
C
cijfer
D
calamiteit

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de P voor bij de horizontale taakverdeling?
A
Product
B
Provisie
C
Personen
D
Partijen

Slide 4 - Quizvraag

Wat bedoelen we met "Span of Control"?

Slide 5 - Open vraag

Welke managementniveaus zijn er?
A
middenmanagement
B
operationeel management
C
Topmanagement
D
antwoord a.b. en c zijn goed

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent de PDCA cyclus?

Slide 7 - Open vraag

Geef een voorbeeld van Formele communicatie?

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent de 4 seconde regel in de communicatie

Slide 9 - Open vraag

Wat is een G- indeling?

Slide 10 - Open vraag

Zet de aspecten van besluitvorming in de juiste volgorde?
oplossing zoeken, vraag bepalen,
evalueren
Implementeren
besluit nemen

Slide 11 - Open vraag

Wat beschrijft een missie van een bedrijf?
A
wat een organisatie wil bereiken
B
Hoe een bedrijf haar doelen gaat bereiken
C
waarom een bedrijf bestaat
D
hoe de organisatie van het bedrijf er uit ziet

Slide 12 - Quizvraag

Lotte werkt als personeelsadviseur bij een groothandel. Deze groothandel is een lijn-staforganisatie vanuit dit perspectief is Lotte een
A
lijn - staf functionaris
B
lijnfunctionaris
C
staffunctionaris
D
adviesfunctionaris

Slide 13 - Quizvraag

Elke deelnemer kan rechtstreeks met anderen communiceren, welke communicatiestructuur is dat?
A
y - structuur
B
kettingstructuur
C
cirkelstructuur
D
Bilastructuur

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent empathie?

Slide 15 - Open vraag

wat betekent "SMART"?

Slide 16 - Open vraag

Wat bedoelen we met "ruis" in de communicatie?

Slide 17 - Open vraag

Lisse wil graag weten of Tom het naar zijn zin heb in zijn nieuwe functie. Ze vraagt hem: is je nieuwe baan zo leuk als je had verwacht?
Wat voor soort vraag stelt Lisse?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
suggestieve vraag
D
retorische vraag

Slide 18 - Quizvraag

Wat is "non-verbale" communicatie?

Slide 19 - Open vraag

Wat verstaan we onder "referentiekader"?

Slide 20 - Open vraag

Hoe noem je een conflict over de manier waarop medewerkers hun taken uitvoeren en doelen stellen?
A
een individueel conflict
B
een taakinhoudelijk conflict
C
een sociaal emotioneel conflict
D
een groepsconflict

Slide 21 - Quizvraag

Welk conflicthanteringsstijl is heel doelgericht maar weinig relatiegericht?
A
forceren
B
integreren
C
vermijden
D
overleggen

Slide 22 - Quizvraag

Welke zaken kunnen voorkomen dat er conflicten ontstaan op het werk. Geef alle juiste antwoorden?
A
heldere werkafspraken maken
B
medewerkers zelf alle beslissingen laten nemen
C
medewerkers inspraak geven
D
duidelijke taakverdeling maken

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een "aanjager" bij conflicten?
A
luisteren
B
persoonlijk worden
C
helikopter view
D
open vragen stellen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een conflicthanteringsstijl?

Slide 25 - Open vraag

Wie is verantwoordelijk voor het vastleggen van de agendapunten?
A
de notulist
B
de deelnemers
C
de secretaris
D
de voorzitter

Slide 26 - Quizvraag

Bij welk besluit is er het meeste draagvlak voor het besluit?
A
autoritair besluit
B
minderheidsbesluit
C
unaniem besluit
D
laissez faire besluit

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een "informeel" overleg?

Slide 28 - Open vraag

Waar leg je de te bespreken vergaderpunten vast?
A
in het vergaderreglement
B
in de notulen
C
in de agenda
D
in het verslag

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een werkbespreking?

Slide 30 - Open vraag

Leidinggeven

Slide 31 - Tekstslide

Wat betekent bevoegdheid?
A
Het recht om zelf beslissingen te nemen
B
De vrijheid om zelf beslissingen te nemen
C
De verplichting om zelf beslissingen te nemen
D
alle 3 goed.

Slide 32 - Quizvraag

Welk gesprek gebruik je om te bepalen of iemand een bepaalde functie kan uitoefenen?
A
functioneringsgesprek
B
sollicitatiegesprek
C
beoordelingsgesprek
D
voortgangsgesprek

Slide 33 - Quizvraag

In een team mag iedereen meedenken maar de leidinggevende beslist, welke stijl is dit?
A
democratische
B
laissez faire
C
delegeren
D
consultatief

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke vorm van situationeel coachen geef je de medewerker directe opdrachten om zichzelf te ontwikkelen?
A
ontwikkelingsgericht coachen
B
ondersteunend coachen
C
instruerend coachen
D
delegerend coachen

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent de X theorie van MC Gregor?

Slide 36 - Open vraag

Wat is coachen?
A
iemand begeleiden
B
iemand vertellen wat de beste manier van werken is
C
iemand vertellen welke taken bij hem passen
D
alle voordoen.

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent taakvolwassenheid van de medewerker?

Slide 38 - Open vraag

Welke stijl van leidinggeven pas je toe als je de medewerkers heel erg controleert?
A
Laissez faire
B
autoritair
C
democratisch
D
consultatief

Slide 39 - Quizvraag

Bij welke stijl van coachen coach je alleen in kritieke situaties?
A
ondersteunend coachen
B
ontwikkelingsgericht coachen
C
coachen op afstand
D
delegerend coachen

Slide 40 - Quizvraag

wat betekent Situationeel leidinggeven?

Slide 41 - Open vraag

Wat is feedback?

Slide 42 - Open vraag

Moitivatie

Slide 43 - Tekstslide

Wat is de eerste behoefte volgens maslow?
A
sociale zekerheid
B
fysiologische behoeften
C
zelfontplooiing
D
waardering

Slide 44 - Quizvraag

Wat is een Satisfier?
A
Erkenning
B
werkomstandigheden
C
salaris
D
relatie met collega's

Slide 45 - Quizvraag

Wat betekent taakverrijking?

Slide 46 - Open vraag

Ton is heftruckchauffeur, hij vind dat fantastisch. Is ton intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd?

Slide 47 - Open vraag

Wat is taakverbreding?

Slide 48 - Open vraag

Je hebt goed je best gedaan!
Dit is een voorbeeld van:

A
positieve Stroke
B
negatieve stroke
C
neutrale stroke
D
is geen stroke

Slide 49 - Quizvraag

Wat is Jobrotation?

Slide 50 - Open vraag