H1 Op zoek naar het verleden

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel over het voorwerp dat je hebt meegenomen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 8A
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 8B
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 10C
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 10C
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG WERKEN
Ga aan het werk met:
  • Mk vraag 1, 6ac en 8.
  • Lr begrip geschiedenis
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Op de bron
Blz. X

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte bronnen
Een directe bron geeft rechtstreeks informatie over gebeurtenissen en personen uit het verleden. 
Een indirecte bron is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar achteraf over schrijft.
indirecte bron
Een bron die is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar er later over schrijft. 
directe bron
Een bron die is gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis was, een ooggetuige.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Kinderen leren wassen op school, rond 1930. Vraag: is deze foto een bron (ja, want je kunt er iets uit leren over het verleden)? Vraag: wat leer je er dan van (in 1930 leerden kinderen op school wassen)? Vraag: leerden alle kinderen op school wassen? Of: werd er op alle scholen wasles gegeven? Leerlingen zullen antwoorden dat ze dat niet weten. Vraag: wat is er nodig om dat wél te weten te komen (meer bronnen)? Concludeer dat een historicus als het kan altijd gebruik maakt van meerdere bronnen. Want je weet nooit of een bron wel representatieve informatie geeft is, of juist afwijkt van de norm. 
De foto van de wasles is een directe bron over scholen rond 1930. Laat de leerlingen dat uitleggen.

Slide 12 - Tekstslide

Vertel dat het een afbeelding is uit de dertiende eeuw, over een gevecht dat vijfhonderd jaar eerder was gevoerd. Vraag de leerlingen: is deze afbeelding een directe bron van dat gevecht, of een indirecte bron? Als dat duidelijk is, maakt u het moeilijker: wat als je onderzoek doet naar de veertiende eeuw. Is de afbeelding dan een directe bron, of een indirecte bron? Een bron kan dus zowel een directe bron als een indirecte bron zijn, afhankelijk van het onderzoek.
Oefen nog wat met directe en indirecte bronnen. Laat een directe bron bedenken over ridders in de Middeleeuwen. Een directe bron over de Tweede Wereldoorlog. En wat is het Feniks-boek eigenlijk: een directe of een indirecte bron?

Slide 13 - Tekstslide

Laat de dagboekpagina voorlezen. Is dit een historische bron? Waarom wel of niet? En nog een keer: je doet onderzoek naar kinderen in de jaren zestig van de twintigste eeuw (of: scholen in de twintigste eeuw). Is dit een directe, of een indirecte bron?
Maak onderscheid tussen geschreven bronnen en ongeschreven bronnen. In welke categorie valt de dagboekpagina? En de tekening en de foto van de vorige dia? Vraag de leerlingen meer voorbeelden te bedenken van geschreven en, daarna, ongeschreven bronnen.
Ga naar de rechter afbeelding. Dat deze munten, die ongeveer tweeduizend jaar oud zijn, historische bronnen zijn, zal duidelijk zijn. Laat leerlingen bedenken wat je ervan kunt leren (bijvoorbeeld: dat er tweeduizend jaar geleden met geld betaald werd, welke metalen men gebruikte, maar ook: wie keizer was). En dan de hamvraag: zijn de munten geschreven bronnen, of ongeschreven bronnen?
Leg uit: iedere 'oude' tekst, hoe kort ook, is een geschreven bron. Dus de letters en woorden op de munten zijn geschreven bronnen. Maar de beeltenis van de keizer is een ongeschreven bron. Het metaal en de wijze waarop dat gegoten is, ook. Deze munten zijn dus geschreven en ongeschreven bron ineen.

Wat is een directe bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een indirecte bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte bron?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op zoek naar het verleden




Geschiedenis - BK 1

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar voor de start?
Maak de goede combinaties tussen begrip en betekenis.
1. Geschiedenis
A. Tijd in de geschiedenis waarvan we alleen ongeschreven bronnen hebben. 
2. Archeoloog
B. Iets waardoor je iets te weten kan komen over de geschiedenis.
3. Historicus
C. Persoon die in de grond zoekt naar sporen uit het verleden.
4. Bron
D. Persoon die de geschiedenis bestudeerd en onderzoekt. 
5. Prehistorie
E. Dat wat er gebeurd is in het verleden. Hiervan hebben we geschreven en ongeschreven bronnen.

Slide 18 - Tekstslide

1E, 2C, 3D, 4B, 5A.
Klaar voor de start?
  1. Hoe onderzoekt een archeoloog het verleden?
  2. Hoe onderzoekt een historicus het verleden?
  3. Wat is het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen?
  4. Waarom is leren over het verleden belangrijk? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis, historicus, bron, prehistorie en archeoloog. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)
...je weet hoe een archeoloog en een historicus het verleden onderzoeken. (T1)
...je kunt het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen benoemen. (T1/T2)
...je kunt benoemen hoe tijd gemeten wordt. (T1)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd 
Heel lang hadden mensen geen klokken. Hoe meer mensen met elkaar gingen samenwerken, hoe belangrijker het meten van tijd werd. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Oudst bekende zonnewijzer in Utrecht (1463)
De tijd
De tijd kan je ook meten in dagen, maanden, seizoenen en jaren. Daarvoor gebruiken wij een kalender.
Onze kalender is bedacht door de Romeinen. Andere volkeren hebben ook andere kalenders bedacht. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Een kalender uit 1492 van volken in Midden-Amerika. In het midden zie je de zonnegod en op de buitenste ring de jaren.
De tijd
Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling.
jaartelling
Manier waarop mensen de jaren tellen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een jaartelling?
A
De manier waarop mensen schrijven.
B
De manier waarop mensen jaren tellen.
C
De manier waarop mensen periodes tellen.
D
De manier waarop mensen sporen zoeken.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Islamitische jaartelling
vanaf 622 n.Chr.
Jaar waarin de profeet Mohammed van Mekka naar Medina verhuisde.
Joodse jaartelling
vanaf 3761 v. Chr.
Schepping van de wereld.
Thaise/boeddhistische jaartelling
vanaf 543 v.Chr.
Geboorte van Boeddha
Ethiopische jaartelling
vanaf 8 n.Chr.
Kerk gelooft dat Jezus in 8 n.Chr. is geboren.
Chinese jaartelling
2697 v.Chr.
Kroning van de eerste koning.
Japanse jaartelling
Meiji (begon in 1868)
Taisho (begon in 1912)
Showa (begon in 1926)
Heisei (begon in 1989)
Reiwa (begon 1 mei 2019)
Vanaf troonsbestijging van de keizer.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd
Tijd houdt niet op bij een bepaald punt en begint dan weer ergens anders...
Tijd loopt door. 
Tijd kunnen we verdelen in stukjes van 100 jaar: een eeuw
eeuw
Periode van 100 jaar.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt een eeuw?
A
10 jaar
B
50 jaar
C
100 jaar
D
500 jaar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdvak
Periode uit de geschiedenis.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • archeoloog
  • bron
  • eeuw
  • geschiedenis
  • historicus
  • historie
  • jaartelling
  • prehistorie
  • tijdvak

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies