De andere partij wordt woorden in de mond gelegd.'Ik heb geen zin in een film.' 'Oh, je zit liever de hele avond op de bank.'
STP spreker 2: Jij hebt geen zin in de film,
ARG: ... want je zit liever op de bank?
Spreker 2 geeft geen argument, maar verzint een standpunt voor spreker 1; hij legt spreker 1 de woorden in de mond.