schrijven hoofdstuk 4 een overtuigende tekst schrijven

H4 Schrijven
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H4 Schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
De vorige lessen hebben we geleerd een bouwplan te maken.
Vandaag gaan we elkaars werk beoordelen
Daarna gaan we werken aan het schrijven van een overtuigende tekst.

Slide 2 - Tekstslide

huiswerk bespreken
Opdracht 3 --> wissel je geschreven tekst met je buurman of buurvrouw en geef elkaar feedback met het feedbackformulier

Opdracht 4 --> wissel je geschreven tekst met je buurman of buurvrouw en geef elkaar feedback met het feedbackformulier

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een overtuigende tekst?
Je probeert de lezer te winnen voor jouw mening.
Dit doe je door duidelijk standpunt in te nemen.
Dit standpunt onderbouw je met argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Indeling overtuigende tekst
Inleiding - originele beginzin, verwerk stelling door middel van GAVBAV
Kern
1 alinea  - argument 1 - uitleg en voorbeeld 
1 alinea  - argument 2 -uitleg en voorbeeld
1 alinea  - tegenargument en weerlegging
Denk er goed aan dat je de argumenten uitlegt door feiten te gebruiken
Slotalinea  - door middel van ACTAS

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding 
Je kunt een inleiding op verschillende manieren beginnen:
de geschiedenis, 
de actualiteit, 
een voorbeeld, het belang van de lezer, 
een anekdote en
vraag of stelling. 
Een handig ezelsbruggetje om deze manieren te onthouden, is de afkorting ‘ GAVBAV’. 

Slide 6 - Tekstslide

Geschiedenis: je introduceert het onderwerp door te beschrijven hoe er in het verleden mee is omgegaan
Anekdote: je begint de tekst met een kort grappig verhaaltje
Voorbeeld: je begint de tekst met een kort concreet verhaaltje
Belang van de lezer: je laat de lezer inzien dat het nuttig voor hem/haar persoonlijk is om de rest van de tekst te lezen
Actualiteit: je begint met iets wat nu in het middelpunt van de aandacht staat

Vraag of stelling: een inleiding eindigt vaak met een vraag of een stelling, dit is de verbinding met het middenstuk waarin de vraag wordt beantwoord of de stelling wordt onderbouwd

Slide 7 - Tekstslide

In 2012 is het 345 jaar geleden dat Suriname Nederlands bezit werd. In 1667 werd Suriname veroverd op de Engelsen en werd het een Nederlandse kolonie. Is dit een gebeurtenis waaraan groots aandacht moet worden besteed met veel activiteiten? Ik vind van wel en zal hier duidelijk maken waarom.

Hoe is deze schrijver de inleiding begonnen? Kies uit GAVBAV

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoe is de schrijver de inleiding op de voorgaande slide begonnen? Kies uit GAVBAV

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Hoe is de schrijver de inleiding op de voorgaande slide begonnen? Kies uit GAVBAV

Slide 12 - Open vraag

Kern
- bedenk minimaal 3 argumenten
- OF bedenk 2 argumenten en 1 tegenargument dat je weerlegt (dus positieve draai aan geven)
- elk argument heeft een eigen alinea
- begin elke alinea met een kernzin
- gebruik signaalwoorden (opsommend)

Slide 13 - Tekstslide

Betoog



- Onderwerp = "rondweg om de stad"
- Mening/standpunt = "slecht plan"

"Het aanleggen van een rondweg om de stad is een heel slecht plan."

Welke manier is hier gebruikt om de inleiding te maken?

Slide 14 - Tekstslide

Betoog
Middenstuk/Kern

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op aan de kern van voorgaande slide?

Slide 16 - Open vraag

- gebruik van signaalwoorden
- bijna elke keer een kernzin als 1e zin 
- elk argument heeft een eigen alinea
- de argumenten zijn met feiten of 
redeneringen uitgewerkt.

Slide 17 - Tekstslide

Met welke signaalwoorden worden de argumenten van tekst 1 opgesomd?

Slide 18 - Open vraag

Overtuigende tekst schrijven
In het slot herhaal je jouw standpunt en geef je een beknopte samenvatting van je argumenten.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Samen starten aan de startopdracht & opdr 1 (blz 115)
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Welkom!
Aan het einde van de les...

... weet je waarom we verwijswoorden gebruiken.

...kun je op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden.

Slide 21 - Tekstslide