3H H4 Schrijven

H4 Schrijven 

Aan het einde van de les kan je een betoog schrijven met een inleiding, middenstuk en slot. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 Schrijven 

Aan het einde van de les kan je een betoog schrijven met een inleiding, middenstuk en slot. 

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken betoog
Doel van een betoog is de lezer overtuigen van jouw mening. Dit doe je door in de inleiding je standpunt te noemen. (ik vind... of mijn mening is) 

Je standpunt ondersteun je met argumenten. Argumenten geven aan waarom je iets vindt. Een sterk betoog bevat argumenten die gebaseerd zijn op feiten. Na je argumenten noem je een tegenargument, die je vervolgens ontkracht met een weerlegging. De structuur van je betoog maak je duidelijk met signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Bouwplan 
Voordat je je betoog schrijft, maak je een bouwplan. Eigenlijk is het schrijven van het bouwplan je voorbereiding voor je betoog. 

Je zorgt dat je je standpunt hebt geformuleerd. Vervolgens doe je onderzoek naar passende argumenten die je standpunt goed onderbouwen.  Dit verwerk je in je bouwplan. 

Slide 3 - Tekstslide

Bouwplan 
<- zo ziet een bouwplan 
voor de toets eruit. Dit is je ticket 
om de toets te kunnen maken. 
In de les schrijf je je betoog a.d.h.v.
je bouwplan. 

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1: bepaal het onderwerp, waar gaat jouw betoog over? 
Stap 2: tekstdoel. Het doel van een betoog is overtuigen. 
Stap 3: bepaal de hoofdgedachte (= standpunt)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Inleiding: 
Eerste alinea:  aandacht trekken
maak gebruik van de GAVBAV

Tweede alinea: noem je standpunt. Kondig je standpunt aan met: ik vind...,  ik ben van mening of mijn mening is... 

Slide 7 - Tekstslide

Zo gebruik je signaalwoorden in je betoog: 

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden opsomming:

Slide 9 - Woordweb

Signaalwoorden tegenstelling:

Slide 10 - Woordweb

Middenstuk: 
Introduceer je eerste argument met een signaalwoord voor een opsomming
Om te beginnen, ten eerste, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens en ten slotte. 

Onderbouw je argument gebruik hiervoor de volgende signaalwoorden: omdat, want, immers of namelijk. 

Slide 11 - Tekstslide

Kondig je tegenargument aan met een structurerende zin. VB. Er zijn ook mensen die bezwaren hebben tegen deze maatregel of tegenstanders zullen zeggen... 

Ontkracht je tegenargument met een weerlegging. Je gebruikt hiervoor de signaalwoorden voor een tegenstelling. VB: maar, toch, echter, daar staat tegenover. 

Slide 12 - Tekstslide

Slot 
Herhaal je standpunt met een signaalwoord voor een conclusie. VB: daarom, kortom, dus of al met al

Cirkelslot: het is mooi als je in je slot terugkomt op je inleiding. Dit noem je een cirkelslot. Dit zorgt voor een mooie afronding van je betoog. Eindig je betoog met een uitsmijter. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen: 
Kies een van de bovenstaande stellingen. 

Slide 14 - Tekstslide

1. Bedenk bij de gekozen stelling twee argumenten en een tegenargument. 

2. Bedenk bij je tegenargument een weerlegging. 

3. Vul het bouwplan op de volgende slide in. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk 
Schrijf de inleiding en het slot.

Gebruik de net geleerde theorie. 

Slide 17 - Tekstslide