πρόλογος:: tekst en cultuur

• Latijn en Grieks
• Secundair onderwijs

πρόλογος:

tekst en cultuur

De fabel

- eenvoudige, korte verhaalvorm

- herkenbaarheid van de personages: 

     -> mensen, dieren, planten, bergen

     -> menselijke eigenschappen en typische karaktertrekken

- illustratie van een algemeen bekende waarheid

- zedenles: goede les i.v.m. menselijke zwakheden

Welke kenmerken van de fabel ken je?

De kameel en Zeus

Naar wie of wat verwijst αὐτῷ in de zin:
καὶ φθονεῖ αὐτῷ?

Naar wie of wat verwijst τὰ αὐτὰ in de zin:
αὐτὸς τὰ αὐτὰ ἔχειν βούλεται?

Hoe kunnen we Διὰ τοῦτο vlot vertalen?

Wat klopt voor de vorm δέῃ?

1. Het is 2e persoon en athematisch.
2. Het is 3e persoon en contract.
3. Het is deponent en enkelvoud.
4. Het is passief en contract.

De persoon van Τιμωροῦμαι.

σε

Wat is de gepaste vertaling van τι in de zin: μέρος τι τῶν ὤτων ἀφαιροῦμαι?

1. wat
2. iets
3. een of ander
4. een

Wat is de functie van deze laatste zin in de fabel?

De raaf en de vos

Het grondwoord van θεωμένη is

1. θεός
2. θεᾶσθαι

Het werkwoord is ἐπαινεῖ

1. thematisch
2. contract op -ε
3. contract op -α
4. athematisch

Naar wie of wat verwijst het woord αὐτῇ in de zin: Ό δὲ κόραξ παραστῆσαι αὐτῇ ἐθέλει'

Wat zou er nu gebeuren?

Welk verschijnsel valt op in de laatste zin?
Πρὸς ἄνδρα ἄφρονα ὁ λόγος εὔκαιρος.

De rovers en de haan

Deze fabel wijkt een beetje af van de meeste andere. In welk opzicht?

Waarop slaat διὰ τοῦτό
in de zin: Ἀλλὰ διὰ τοῦτό σε μᾶλλον θύομεν ?

Naar wie of wat verwijst ἐκείνους in de zin:
εἰ γὰρ ἐκείνους ἐγείρεις?

De fabel

- eenvoudige, korte verhaalvorm

- herkenbaarheid van de personages: 

     -> mensen, dieren, planten, bergen

     -> menselijke eigenschappen en typische karaktertrekken

- illustratie van een algemeen bekende waarheid

- zedenles: goede les i.v.m. menselijke zwakheden

drie grote fabeldichters

Αἴσωπος

Phaedrus

Jean de la Fontaine

Αἴσωπος

6e eeuw v.C.

Phaedrus

1e eeuw n.C.

Esopet

13e eeuw n.C.

Jean de la Fontaine

17e eeuw n.C.