Les 14 Tussenklanken

Binnen is beginnen.


stopwatch
00:00
Lees Koning van Katoren
stap 1. Ben ik klaar voor de les?
Jouw laptop is dicht!
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Binnen is beginnen.


stopwatch
00:00
Lees Koning van Katoren
stap 1. Ben ik klaar voor de les?
Jouw laptop is dicht!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

 
Hoofdstuk 4

Les   1          Meeleven in een gesprek
Les   2          Wie je bent
Les   3          Leef je in
Les   4          Een statement tegen pesters
Les   5          Whatsapp-instructie voor oma
Les   6           Pubergids
Les 7             Woorden bij hoofdstuk 4


stap 1b. Welke lesstof wordt deze periode behandeld?
Spelling en grammatica

Les  13            samengestelde woorden H
Les  14            tussenklanken
Les  15             leestekens
Les  16             persoonsvorm op d,t of dt
les   17             onregelmatige werkwoorden
les   18             Engelse werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al?
stap 2. Wat weet ik al?

Slide 4 - Tekstslide

stap 2. Wat weet ik al?
Noem een zelfstandig
naamwoord

Slide 5 - Woordweb

1. Een zelfstandig naamwoord is een mens, dier of ding
Wat moet je weten?

Slide 6 - Tekstslide


+
=

Slide 7 - Open vraag

Noem een zelfstandig naamwoord
dat uit twee of drie woorden bestaat

Slide 8 - Woordweb

2. Een zelfstandig naamwoord kan uit één of meer woorden 
    bestaan. Dat noem je een samenstelling.
1. Een zelfstandig naamwoord is een mens, dier of ding.
Wat moet je weten?
In het Turks bestaan geen samenstellingen!    Je blijft het los schrijven....!
yaz gun  wordt yaz gunu
kedi yem wordt kedi yemi


Slide 9 - Tekstslide

Welk woord is geen samenstelling ?
A
zwemles
B
zwempak
C
zwemmen
D
zwembad

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen

rode hond en rodehond

Slide 11 - Tekstslide


+
=

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verschil tussen
hoofdweg  en hoofd weg

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet je weten?
1.Een zelfstandig naamwoord is een mens , dier of ding.

2.Een zelfstandig naamwoord kan uit één of meer woorden bestaan. Die plak je aan elkaar vast. Dat noem je een samenstelling.

3.Als je de woorden namelijk  los schrijft dan krijg je een andere betekenis!

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdregel


Als je te maken hebt met één persoon, dier of ding dan schrijf je het woord aan elkaar.
Als je een woord uitspreekt dan hoor je maar één klemtoon!
Hoe schrijf je een samengesteld woord?
stap 5. Hoe kan ik de lesstof beter onthouden?
voetbal
zwembad
driehoek
broodmes
deurbel
boekenkast

Als het om één persoon, dier of ding gaat aan elkaar

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de hoofdregel bij het schrijven van samengestelde woorden?
A
Kijk wat het meervoud is van het eerste woord.
B
Kijk wat het meervoud is van het tweede woord.
C
Als je te maken hebt met één persoon, dier of ding, dan schrijf je de samenstelling als één woord.
D
bij sommige woorden schrijf je een tussen s

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet wanneer je woorden aan elkaar of los schrijf bij een samenstelling.

Ja, ik weet dat ik op de klemtoon moet letten
Ja, maar soms weet ik niet wat de klemtoon is van een woord
Nee, ik weet de regel niet

Slide 17 - Poll

voetbal
strandbal
oogbal
pingpongbal
skippybal
basketbal
bruisbal
tennisbal
bowlingbal
reservebal



Slide 18 - Tekstslide

vitrinekast
boekenkast
apothekerskast

Slide 19 - Tekstslide

stap 3. Wat ga ik leren?

Slide 20 - Tekstslide

stap 4. Hoe leer ik samen met en van andere leerlingen?
-Pak je map voor het maken van aantekeningen
- Kijk naar de antwoorden van andere leerlingen. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer schrijf je -en?
Als het eerste deel van het zelfstandig naamwoord op -en eindigt
stap 5. Hoe kan ik de lesstof beter onthouden?

Slide 23 - Tekstslide

Maak een samengesteld woord van
hond voer

Slide 24 - Open vraag

Maak een samengesteld woord van
kaart bak

Slide 25 - Open vraag

Wat is goed
A
kippenei
B
kippeei

Slide 26 - Quizvraag

Ik weet wanneer ik de tussenklank -en moet gebruiken bij een samenstelling

Ja, ik weet dat het meervoud alleen op -en eindigt
Ja, ik ken de regel. Ik maak soms een foutje.
Nee, ik weet de regel niet

Slide 27 - Poll

aspergesoep
gedaanteverwisseling

Slide 28 - Tekstslide

Wanneer schrijf je -e?
Als het eerste deel op -s eindigt of als  geen meervoud heeft
stap 5. Hoe kan ik de lesstof beter onthouden?

Slide 29 - Tekstslide

Je schrijft een - e als:



 

1. Als het meervoud op een -s eindigt
2. Als er maar één van is

Slide 30 - Tekstslide

Bij welke regel hoort het woord

roggebrood
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 31 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

zonnebrand
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 32 - Quizvraag

Maak een samengesteld woord van
pan koek

Slide 33 - Open vraag

Maak een samengesteld woord van
mens hand

Slide 34 - Open vraag

Maak een samengesteld woord van
eik boom

Slide 35 - Open vraag

Weet jij de juiste antwoorden?
stap 7. Hoe weet ik of ik goed bezig ben?
stap 6. Hoe kan ik zelf met de lesstof aan de slag?

Slide 36 - Tekstslide

Bij welke regel hoort het woord

krantenbericht
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 37 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

rodekool
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 38 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

pluizenbol
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 39 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

paardenstal
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 40 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

maneschijn
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 41 - Quizvraag

Bij welke regel hoort het woord

mannenkleding
A
het meervoud van het eerste deel eindigt op -en
B
het eerste deel heeft geen meervoud
C
het eerste deel is uniek, er is er maar één van

Slide 42 - Quizvraag


wat is goed?
Ik koop een pak .......... melk
half volle of halfvolle
a.een pak melk dat half vol is
b.een pak melk met 1,5 tot 1,8 procent vet, een soort melk dus
A
half volle
B
halfvolle

Slide 43 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
insect
klein diertje dat meestal uit drie delen bestaat
vb: muggen en vliegen zijn lastige insecten
A
insectenbeet
B
insectebeet

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 45 - Quizvraag

Wat is goed
A
secretaressedag
B
secretaressendag

Slide 46 - Quizvraag

Wat is goed?
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 47 - Quizvraag


Slide 48 - Open vraag


Slide 49 - Open vraag

Wat is de hoofdregel bij het schrijven van samengestelde woorden?
timer
0:30
A
Kijk wat het meervoud is van het eerste woord.
B
Kijk wat het meervoud is van het tweede woord.

Slide 50 - Quizvraag

Wat is goed
A
kattespeeltje
B
kattenspeeltje

Slide 51 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 52 - Quizvraag

Wat is goed
A
kippenei
B
kippeei

Slide 53 - Quizvraag

Wat is goed
A
secretaressedag
B
secretaressendag

Slide 54 - Quizvraag

oefenen met de lesstof
maak de taak van NUMO

Slide 55 - Tekstslide

Heb je het begrepen? Beantwoord de vragen
stap 8. Wat heb ik geleerd?

Slide 56 - Tekstslide


Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.
stap 8. Wat heb ik geleerd?

Slide 57 - Open vraag


Schrijf een vraag wat je nog niet hebt begrepen

Slide 58 - Open vraag


Geef je inzet tijdens deze les een cijfer
stap 8. Wat heb ik geleerd?
110

Slide 59 - Poll

Slide 60 - Tekstslide