Samenstellingen -en, -e, -s

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Spelling Samenstellingen

- Je kunt uitleggen hoe je samenstellingen schrijft en wanneer je een tussenletter gebruikt.




Slide 2 - Tekstslide

Wat is een
samenstelling?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Als de samenstelling van een woord ook één persoon of ding betekent, dan schrijf je het aan elkaar. Ook als het woord erg lang wordt.

kindercarnavalsoptochtvoorbereidingswerkzaamheden

lagekostenluchtvaartmaatschappij

Slide 7 - Tekstslide

Stel een nieuw woord samen:
fiets + sleutel = fietssleutel
operatie + kamer = operatiekamer
water + leiding = waterleiding
leiding + water = leidingwater

Slide 8 - Tekstslide

Als er verwarring is over de uitspraak, komt er een koppelteken (-) tussen de woorden


Klinkerbotsing:
zee-egel
auto-ongeluk


Slide 9 - Tekstslide

Samenstelling -en, -e, -s
Groentesoep of groentensoep
kippehok of kippenhok
rodekool of rodenkool

Slide 10 - Tekstslide

De hoofdregels
1. Linkergedeelte een zelfstandig naamwoord? Nee? -e
2. ZNW met meervoud van het zelfstandig naamwoord op -en?
Rozengeur, paardenbloem 
3. ZNW met meervoud op -es? -> e
Horlogezaak, aspergesoep
4. ZNW met meervoud op -en en -es? ->  e 
Groentesoep, secondelijm



Slide 11 - Tekstslide

Hoofdregel:
een samenstelling krijgt als tussenletter (e)n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud eindigt op –en:

Boekenkast (boek- boeken
Stoelendans (stoel- stoelen)
fietsenstalling

Slide 12 - Tekstslide

Klinkerbotsing
Plaats een koppelteken:
mee-eter
achttiende-eeuws
radio-omroep
contra-aanval
villa-achtig

Slide 13 - Tekstslide

Klinkerbotsing gebeurt bij twee klinkers die van zichzelf al een klank vormen;

OO: auto-ongeluk
Ee: achttiende-eeuws
Aa: zebra-aanval
IJ: ski-jack
Ii
Uu
Ui
Oe


Slide 14 - Tekstslide

macro + economie
A
macro-economie
B
macroeconomie
C
macroëconomie

Slide 15 - Quizvraag

na + apen
A
naapen
B
na-apen
C
naäpen

Slide 16 - Quizvraag

privacy + instelling
A
privacy-instelling
B
privacyinstelling
C
privacyïnstelling

Slide 17 - Quizvraag

auto + alarm
A
auto-alarm
B
autoälarm
C
autoalarm

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van seconde?
A
seconde
B
secondes
C
secondes/seconden
D
seconden

Slide 19 - Quizvraag

vijf+seconde+regel

A
vijf seconden regel
B
vijf secondenregel
C
vijf seconderegel
D
vijf-seconderegel

Slide 20 - Quizvraag


Jullie zijn BEER + GOED bezig! Begrijpen jullie deze GEDACHTE + GANG van de spelling?

A
berengoed, gedachtengang
B
beregoed, gedachtengang
C
berengoed, gedachtegang
D
beregoed, gedachtegang

Slide 21 - Quizvraag

uitzonderingen op de hoofdregels 
1. Zelfstandige naamwoorden met geen letterlijke, maar een versterkende betekenis: apetrots, beresterk, takkewijf
2. Unieke personen en zaken: Koninginnedag, hellevuur, maneschijn
3.Samenstellingen waarbij de aparte delen onherkenbaar zijn: 
papegaai, bakkebaard, bullebak

Slide 22 - Tekstslide

De (1) maffiabaas stuurde zijn (2) een liefdesbrief vanuit de gevangenis.
A
1 = gewetenloze 2 = schattenbout
B
1 = geweteloze 2 = schattebout
C
1 = gewetenloze 2= schattebout
D
1 = geweteloze 2= schattenbout

Slide 23 - Quizvraag

Meneer de (1) denkt dat we op 30 april nog steeds (2) vieren.
A
1 = Koekepeer 2= Koninginnedag
B
1 = Koekenpeer 2 = Koninginnendag
C
1= Koekenpeer 2= Koninginnedag
D
1= Koekepeer 2 =Koninginnendag

Slide 24 - Quizvraag

In een (1) bos haalden de jongens (2) uit, totdat ze een heus (3) ontdekten. Dat vonden ze (4).
A
1= pikkendonker, 2= kattenkwaad, 3=berenhol, 4= Reuzenspannend
B
1= pikkedonker, 2 = kattekwaad, 3 = berehol, 4 = reuzespannend
C
1 = pikkedonker 2= kattenkwaad, 3= berenhol, 4= reuzespannend
D
1= pikkendonker, 2= kattekwaad 3 = berehol, 4 = reuzenspannend

Slide 25 - Quizvraag

Samenstellingen met een tussenklank-s

Je schrijft de tussenklank-s als je die hoort in de samenstelling.

  • Dorp + gek = dorpsgek

  • Dorp + straat = dorpsstraat

Slide 26 - Tekstslide

Als het tweede deel van de samenstelling begint met een 's', hoor je niet of er een tussenklank-s moet staan.


Vervang dan tweede deel door een ander woord.
  • Station + straat

  • Meisje + speelgoed

  • voorjaar + show

  • bruid + sluier

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag


Taalblokken
  • Spelling en Grammatica
Spelling-> Samenstellingen (alles)
Bouwsteen 1, Lezen en Luisteren: t/m 56
  • Tussentoets Bouwsteen 1 maken
  • Handleiding over jezelf (inleveren in Teams uiterlijk 2 oktober)

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn de regels bij tussenletters?
Er zijn diverse vormen van samenstellingen:
- Geen tussenletter                     telefoonhoesje - tafelpoot
- Tussenletters -en-                    bloemenwinkel - leerlingenraad
- Tussenletter -e-                         apetrots - gemeentebestuur
- Tussenletters -s-                       koningszoon - personeelschef


Belangrijk: het eerste deel van de samenstelling bepaalt de regel!


Slide 29 - Tekstslide

's in samenstellingen:
Als je een ‘s hoort in een andere samenstelling, schrijf je deze ook als je ‘m niet hoort:
Stationsplein – stationsstalling
Stadspark - stadsstaat

Slide 30 - Tekstslide

Soms schrijven we samenstellingen verkeerd...
omdat we bij het Engels gewend zijn samenstellingen los te schrijven.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Studiemeter
 Aaneenschrijven en tussenklanken oefening 1 t/m 5 maken

Slide 35 - Tekstslide