Les 9: laatste les voor proefwerk

vwo-1 chapitre 7
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vwo-1 chapitre 7
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Tekstslide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over het werkwoord faire.


Het werkwoord faire heeft 2 betekenissen: maken & doen.
Welke betekenis een woord heeft, hangt altijd af van de zin waarin het staat.

Jullie moeten van dit werkwoord 2 tijden kennen: de présent en de passé composé.
Het werkwoord is onregelmatig, dus het is een kwestie van stampen.

Neem de volgende 2 slides over in je aantekeningen.

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord faire:
de présent
je fais                                 --> ik maak, ik doe
tu fais                                 --> jij maakt, jij doet
il fait                                  --> hij maakt, hij doet
elle fait                              --> zij maakt, zij doet
on fait                               --> men maakt, men doet

nous faisons                      --> wij maken, wij doen
vous faites                        --> u maakt/doet, jullie maken/doen
ils font                            --> zij maken, zij doen (mannelijk meervoud)
elles font                        --> zij maken, zij doen (vrouwelijk meervoud) 

Slide 3 - Tekstslide

Het werkwoord faire:
de passé composé
j'ai fait                      --> ik heb gemaakt, ik heb gedaan
tu as fait                   --> jij hebt gemaakt, jij hebt gedaan
il a fait                      --> hij heeft gemaakt, hij heeft gedaan
elle a fait                   --> zij heeft gemaakt, zij heeft gedaan
on a fait                    --> men heeft gemaakt, men heeft gedaan

nous avons fait           --> wij hebben gemaakt, wij hebben gedaan
vous avez fait             --> u hebt gemaakt/gedaan, jullie hebben gemaakt/gedaan
ils ont fait                  --> zij hebben gemaakt, zij hebben gedaan (mannelijk meervoud)
elles ont fait               --> zij hebben gemaakt, zij hebben gedaan (vrouwelijk meervoud) 

Slide 4 - Tekstslide


Zet het werkwoord faire in de juiste vorm. (présent)

Tu _____________ du sport?

Slide 5 - Open vraag


Zet het werkwoord faire in de juiste vorm. (passé composé)

Non, mais j' _____  ________ du foot.

Slide 6 - Open vraag


Zet het werkwoord faire in de juiste vorm. (présent)

Vous _____________ vos devoirs?

Slide 7 - Open vraag


Zet het werkwoord faire in de juiste vorm. (passé composé)

Oui, nous _____  ________ nos devoirs de maths.

Slide 8 - Open vraag

Répéter:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel gaat over de woordvolgorde in het Frans.
Het zal je ongetwijfeld zijn opgevallen dat deze niet hetzelfde is als die in het Nederlands.

Je krijgt straks 3 slides te zien. Neem over wat je over wilt nemen, maar hou er rekening mee dat je straks op de toets een zin in de juiste volgorde moet zetten.

Slide 9 - Tekstslide

De woordvolgorde:
de werkwoorden
Regel: werkwoorden staan in het Frans altijd bij elkaar!

Heel soms worden ze gescheiden door een ander woord, maar dat hoeven jullie nu nog niet te weten.

Onder werkwoorden verstaan we:
- een infinitief (een heel werkwoord)
- een vorm van een werkwoord (bijvoorbeeld 'ik ga')
- een voltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

De woordvolgorde:
de bepaling van tijd/plaats
Een tijds- of een plaatsbepaling kan op 2 plekken in de zin staan.
Het maakt niet uit welke van de 2 plekken je kiest.

Een tijdsbepaling kan aan het einde van de zin:
Je vais acheter un T-shirt demain.

Maar kan ook aan het begin van de zin:
Demain, je vais acheter un T-shirt.

Slide 11 - Tekstslide


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

cherche - la boulangerie - je

Slide 12 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

du foot - mon frère - faire - demain - va

Slide 13 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

tu - un film - regardé - as

Slide 14 - Open vraag


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

le samedi - aime - à la - jouer - console - j'

Slide 15 - Open vraag

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Zet het werkwoord 'faire' in de juiste, aangegeven tijd.
- Zet de zinnen in de juiste volgorde.

Slide 16 - Tekstslide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen in het Frans.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 17 - Tekstslide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 7

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (het werkwoord faire)
- grammaire H (de woordvolgorde)

Slide 18 - Tekstslide