paragraaf 4.1 Leenheren en leenmannen

Leenheren en Leenmannen
Paragraaf 4.1
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leenheren en Leenmannen
Paragraaf 4.1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
  • Introductie Hoofdstuk 4
  • Val Romeinse Rijk.
  • Frankische Rijk
  • Karel de Grote
  • Leenstelsel
  • Opdracht
  • Evaluatie.
  • Huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 3 - Tekstslide

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tijdvak 3
  • Tijd van monniken en ridders.
  • 500 - 1000
  • Vroege middeleeuwen

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk
van de middeleeuwen?

Slide 7 - Woordweb

In opdracht van Keizer Karel
maken opdrachten introductie. 
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het rijk van de Franken werd bestuurd.

Slide 9 - Tekstslide

Verval Romeinse Rijk
  • Volksverhuizingen bedreigen de grenzen
  • Romeinse leger was zwak
  • Keizers wisselen snel; generaals vechten om wie volgende keizer wordt
  • Plunderingen door andere volkeren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 12 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 13 - Tekstslide

Karel de Grote (768 - 814)
  • Door enorme uitbreiding rijk (>Gallie)
  • Koppeling leenstelsel - bestuur:
  • Graven en hertogen werden leenmannen
  • Nadelen:
  • Ontwikkeling naar erfelijkheid van de leen > loyaliteitskwestie
  • Versnippering 
  • Leenmannen soms meerdere leenheren





Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Video
Histoclips: Karel de Grote

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 21 - Tekstslide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 23 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal rechts op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 26 - Quizvraag

1. Karel de Grote woonde in Duitsland.
2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 27 - Quizvraag

1. Karel werd in 900 koning
2. Karel werd ook tot keizer gekroond.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 28 - Quizvraag

Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Karel de Grote gebruikte zijn leger om
A
oorlogen te winnen
B
zijn post rond te brengen
C
bewapende mannen op te tillen
D
om op zijn kinderen te passen

Slide 30 - Quizvraag

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quizvraag

De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout

Slide 32 - Quizvraag

Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout

Slide 33 - Quizvraag

1. Het leenstelsel zorgde voor onrust in het land.
2. In 814 stierf Karel de Grote.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 34 - Quizvraag

De middeleeuwen beginnen in het jaar
A
200
B
400
C
1500
D
500

Slide 35 - Quizvraag

Welke jaartallen horen bij de middeleeuwen?
A
500-1500
B
1000-1500
C
500-1000
D
0-500

Slide 36 - Quizvraag

Opdracht
Ridders

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

  • Middeleeuwen
  • Franken
  • Leenstelsel (feodalisme)
  • Leenheer
  • Leenman
  • Vazal
  • Ridders

Slide 38 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Karel de Grote
  • Lodewijk de Vrome

Slide 39 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les

  • 500-1500: De Middeleeuwen
  • 768: Karel de Grote wordt koning van de Franken
  • 800: Karel de Grote wordt keizer van het Heilige Roomse Rijk
  • 814: Karel de Grote overlijdt

Slide 40 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 41 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 42 - Open vraag

Huiswerk
Maken van paragraaf 4.1 alle opdrachten + maken oefentoets 4.1 (75% goed!)

Slide 43 - Tekstslide