H5 Spelling - pv samengestelde zinnen + hh hoofdletters

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Afronden Hoofdletters en aanhalingstekens
Start PV in samengestelde zinnen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Afronden Hoofdletters en aanhalingstekens
Start PV in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5 Hoofdletters en aanhalingstekens & persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.
  2. Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zinnen. Is er verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens in citaat
Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.

Bijvoorbeeld
Selma zei: 'Ik vond die film erg goed.'
'Ik weet niet of ik dat durf!', gilde Sharon.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sara zei: 'Ik heb een super
vakantie gehad.'
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thomas mompelde: 'Daar heb ik geen zin in.'
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

De dubbele punt mist. 
'Ik vind het niet leuk!', dacht Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande bewering juist of onjuist?



Je gebruikt aanhalingstekens onder andere bij het weergeven van gedachten.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Spelling H5
Werkwoordspelling - de persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
De persoonsvorm in samengestelde zinnen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvorm als je de zin vragend maakt?
Op het schoolplein dansten de leerlingen tot laat in de avond.
A
de pv komt achteraan te staan
B
de pv komt vooraan te staan

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvormen als je de zin vragend maakt?
De scooter van John werd gestolen, toen hij een broodje kocht.
A
de ene pv vooraan te staan, maar de andere pv blijft achter in de zin staan
B
beide pv's komen vooraan in de zin te staan
C
niets

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Even opfrissen
Een zin kan meerdere persoonsvormen hebben.
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm
Voorbeeld: Op het schoolplein dansten (pv) de leerlingen tot laat in de avond.

Een samengestelde zin is een zin met meer persoonsvormen.
Voorbeeld: De scooter van John werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen, de andere werkwoorden zijn infinitief (hele werkwoord), voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Dus de zin vragend maken is geen goed idee! Je vindt dan maar één persoonsvorm.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld
– De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.
– De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.

De werkwoorden heeft, wordt en zal kun je van tijd veranderen en zijn dus persoonsvormen; besloten, opgeheven en teruglopen kun je niet van tijd veranderen en zijn dus geen persoonsvormen: besloten en opgeheven zijn voltooide deelwoorden en teruglopen is een infinitief.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Even een paar quizvragen om te oefenen met het vinden van het aantal persoonsvormen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Heb je het appje dat Floris gestuurd heeft, wel gelezen?
A
1
B
2
C
3

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Max' boodschap kun je niet verkeerd hebben begrepen, want die was erg duidelijk!
A
1
B
2
C
3

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Als je hard leert, ga je over naar de derde en dan krijg je een nieuwe spelcomputer.
A
1
B
2
C
3

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende afkortingen kom je tegen in je opdrachten:
afkorting
voorbeeld
pvtt = persoonsvorm  tegenwoordige tijd 
Annie zingt een liedje.
pvvt = persoonsvorm verleden tijd
Annie zong een liedje.
vd = voltooid deelwoord
Annie heeft een liedje gezongen.
inf = infinitief (hele werkwoord)
Annie wil een liedje zingen.
bn = bijvoeglijk naamwoord
Het gezongen liedje.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 van Spelling H5 - persoonsvorm in samengestelde zinnen op bladzijde 156.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies