SAMENVATTING + quiz

En dan nu ...... een korte quiz!
( 13 vragen )
test je kennis !
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingCulturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

En dan nu ...... een korte quiz!
( 13 vragen )
test je kennis !

Slide 1 - Tekstslide

Autonome kunst is:
A
Bruikbare kunst
B
Schilderijen
C
Kunst die op zichzelf staat
D
Beelden

Slide 2 - Quizvraag

Vormgeving betekent:
A
nadenken over een vorm
B
iets moois maken
C
iets met kunst
D
iets een vorm geven

Slide 3 - Quizvraag

Aspecten van de voorstelling:
wat hoort er niet bij?
A
betekenis geven aan beelden
B
materialen benoemen
C
houding, blik, gebaar
D
attributen en symbolen

Slide 4 - Quizvraag

Een stilleven is
A
Hoop dingen bij elkaar
B
Voorwerpen in een groep
C
Een verzameling levenloze voorwerpen
D
Een rommelige tafel

Slide 5 - Quizvraag

rood, geel en blauw noemen we
A
felle kleuren
B
primaire kleuren
C
basiskleuren
D
echte kleuren

Slide 6 - Quizvraag

paars is de mengkleur van
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart

Slide 7 - Quizvraag


Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een silhouet?
A
Schaduw die ontstaat bij tegenlicht
B
een zwarte vorm
C
Een angstaanjagende figuur
D
een zijaanzicht

Slide 9 - Quizvraag


Hiernaast is er sprake van:
A
Groot kleurcontrast
B
gebruik van kleuren uit een kleurfamilie
C
gebruik van warme kleuren
D
grote tooncontrasten

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent plasticiteit?
A
iets vormgeven
B
dat het van plastic is
C
diepte en volume door schaduwwerking
D
buigzaamheid

Slide 11 - Quizvraag


De afbeelding links is een voorbeeld van
A
een studieblad onderzoekschets
B
een schilderij
C
een aquarel
D
een uitgewerkte tekening

Slide 12 - Quizvraag

Industriële vormgeving:
Wat hoort hier niet bij?
A
3 dimensionaal
B
grote aantallen
C
gemaakt met machine
D
duur

Slide 13 - Quizvraag

Met contrast wordt
. . . . . . bedoeld.
A
Overeenkomst
B
Tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag