leren cse uitleg + quiz

PTA   -   SE   -   CSE

Hoe leer ik voor het theorie examen Tekenen of Handvaardigheid?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingCulturele en kunstzinnige vorming+1Middelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

PTA   -   SE   -   CSE

Hoe leer ik voor het theorie examen Tekenen of Handvaardigheid?

Slide 1 - Tekstslide

PTA   -   SE   -   CSE

Hoe leer ik voor het theorie examen Tekenen of Handvaardigheid?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1) belangrijke verschillen : 

het verschil kennen tussen
toegepaste kunst
en autonome kunst
    (ontwerpers en kunstenaars)


Het grote verschil zit in het gebruik

Slide 4 - Tekstslide

Ontwerpers en kunstenaars ....

...zijn dus wel met dezelfde middelen en technieken bezig,

maar het DOEL kan verschillen:


  •  het staat op zichzelf =  autonome kunst = van binnen uit
  • het heeft een functie = toegepaste kunst = in opdracht

Slide 5 - Tekstslide

Ontwerpers
Ook wel een designer genoemd vind je in allerlei disciplines:

Industriele vormgeving
Grafische vormgeving

"Het ontwerpen van alles wat de mens gebruikt,
bekijkt en beluisterd"

Slide 6 - Tekstslide

Kunstenaars
Ook wel vrije designer of ambachtelijke nijverheid genoemd vind je in allerlei disciplines:

schilders, beeldhouwers, videomakers, handwerkers, staalbouwers, modedesigners, avantgardisten....
 .... alles wat er te bedenken valt !!!

"Het maken van alles wat de mens kan bedenken"

Slide 7 - Tekstslide

toegepaste vormgeving
of  vrije (=autonome)kunst?

Slide 8 - Tekstslide

2) belangrijke verschillen : 
het verschil kennen tussen
aspecten 
- van de Voorstelling
- van de Vormgeving

"Wat hoort bij wat?"

Slide 9 - Tekstslide

Aspecten van de VOORSTELLING
Beschrijven wat er te zien is:                            

  • Wat is het? (2D / 3D)
  • Is het werk figuratief of abstract ?
  • Wat is de voorstelling, wat is er letterlijk te zien?
  • Wat is het onderwerp / thema?
                                                                       

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het? (2D / 3D)
Is het werk figuratief of abstract ?
Wat is de voorstelling, wat is er letterlijk te zien?
Wat is het onderwerp / thema?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het? (2D / 3D)
Is het werk figuratief of abstract ?
Wat is de voorstelling, wat is er letterlijk te zien?
Wat is het onderwerp / thema?
Wat is het? (2D / 3D)
Is het werk figuratief of abstract ?
Wat is de voorstelling, wat is er letterlijk te zien?
Wat is het onderwerp / thema?

Slide 12 - Tekstslide

Aspecten van de VOORSTELLING
Vincent van Gogh

Beschrijf de voorstelling
in het kort:

Slide 13 - Tekstslide

Aspecten van de VORMGEVING

  1. Compositie
  2. Kleur
  3. Vorm
  4. Licht
  5. Lijn
  6. Ruimte
  7. Textuur/Structuur

Slide 14 - Tekstslide

Beeldaspect COMPOSITIE
grondlijnen

bewegings suggestie:
statisch / dynamisch
compositiesoorten:
driehoeks
centraal
diagonaal
a- / symmetrisch
overall
ritme / herhaling / patroon

Slide 15 - Tekstslide

Beeldaspect VORM
basisvormen: 2D / 3D

vormsoorten: 
open / gesloten
organisch / geometrisch
figuratief / abstract
symmetrisch / a-symmetrisch
positief / negatief
vorm door patroon / ritme


Slide 16 - Tekstslide

Beeldaspect KLEUR
kleurgebruik
primaire / secundaire kleuren
verzadigde kleuren / zuivere kleuren  
warm / koud contrast
licht / donker contrast
complementair kleurcontrast
signaalkleuren
kleurfamilie
kleurverloop
kleurhelderheid



Slide 17 - Tekstslide

Beeldaspect LICHT
lichtbron: 
natuurlijk / kunstmatig
licht / donker contrast
clair-obscur
lichtrichting / lichtval:
mee- / zij- / tegen- / strijklicht
schaduweffecten:
eigen- / slag- schaduw
glimlicht
silhouet


Slide 18 - Tekstslide

Beeldaspect LIJN

lijnsoorten
lijndikte
lijnvoeringen
lijngebruik / toepassing
lijnlichtingen

. . . . . .

Slide 19 - Tekstslide

Beeldaspect RUIMTE
ruimtesuggestie:
voorgrond / achtergrond
groot / klein
lijn- / atmosferisch perspectief
afsnijding
overlapping
plasticiteit
standpunt



Slide 20 - Tekstslide

Beeldaspect STRUCTUUR
TEXTUUR

structuur
Hoe is iets opgebouwd, 
Waar bestaat het uit?

textuur
Hoe voelt iets aan, 
Hoe ziet iets eruit?

2D-3D
plasticiteit 
stofuitdrukking


. . . . . .  

Slide 21 - Tekstslide

De hanterings- of werkwijze
Het gebruik van het materiaal en de techniek

  • Welk materiaal is gebruikt, 
  • Welke techniek en op welke manier is er toegepast? 
  • Wat is het effect van de gebruikte techniek op het totale beeld.

Slide 22 - Tekstslide

Aspecten van de VORMGEVING
Vincent van Gogh

Beschrijf het schilderij aan de hand van de 
beeldaspecten bij vormgeving:

Compositie
Kleur
Vorm
Licht
Lijn
Ruimte
Textuur/Structuur

Slide 23 - Tekstslide

En dan nu ...... een korte theorie quiz!
( 26 vragen )
test je kennis !

Slide 24 - Tekstslide

Autonome kunst is:
A
Bruikbare kunst
B
Schilderijen
C
Kunst die op zichzelf staat
D
Beelden

Slide 25 - Quizvraag

Vormgeving betekent:
A
nadenken over een vorm
B
iets moois maken
C
iets een vorm geven
D
iets met kunst

Slide 26 - Quizvraag

Een stilleven is
A
Hoop dingen bij elkaar
B
Voorwerpen in een groep
C
Een verzameling levenloze voorwerpen
D
Een rommelige tafel

Slide 27 - Quizvraag

rood, geel en blauw noemen we
A
felle kleuren
B
primaire kleuren
C
basiskleuren
D
echte kleuren

Slide 28 - Quizvraag

paars is de mengkleur van
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart

Slide 29 - Quizvraag

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 30 - Quizvraag

Structuur is
A
oppervlakte
B
opbouw of samenstelling
C
constructie
D
patroon

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een silhouet?
A
Schaduw die ontstaat bij tegenlicht
B
een zwarte vorm
C
Een angstaanjagende figuur
D
een zijaanzicht

Slide 32 - Quizvraag

Voorstelling is
A
Een toneelstuk
B
dat wat je ziet
C
een grapje
D
iemand voorstellen

Slide 33 - Quizvraag

Hiernaast is er sprake van:
A
Groot kleurcontrast
B
gebruik van kleuren uit een kleurfamilie
C
gebruik van warme kleuren
D
grote tooncontrasten

Slide 34 - Quizvraag

Bij sterk tegenlicht is er sprake van...
A
Zijlicht
B
Een silhouet
C
Duidelijke details
D
Meelicht

Slide 35 - Quizvraag

wat is het doel van grafische vormgeving?
A
iets beschrijven
B
anderen iets vertellen
C
vermaak
D
ontwerpen

Slide 36 - Quizvraag

wat is het doel van een pictogram of een abstract teken?
A
direct zien wat er wordt bedoeld
B
sneller kunnen tekenen
C
snel kunnen lezen wat er wordt bedoeld
D
sneller de betekenis weergeven

Slide 37 - Quizvraag

De afbeelding links is een voorbeeld van
A
een studieblad onderzoekschets
B
een schilderij
C
een aquarel
D
een uitgewerkte tekening

Slide 38 - Quizvraag

In het schilderij hiernaast worden de volgende kleuren gebruikt
A
verhelderde kleuren
B
verdonkerde kleuren
C
zuivere kleuren
D
verhelderde en verdonkerde kleuren

Slide 39 - Quizvraag

Industriële vormgeving. Wat hoort hier niet bij?
A
3 dimensionaal
B
grote aantallen
C
gemaakt met machine
D
duur

Slide 40 - Quizvraag

Met contrast wordt .........................bedoeld.
A
Overeenkomst
B
Tegensteling

Slide 41 - Quizvraag

Typografie is
A
letterzetten
B
vormgeving van tekst en letters
C
illustreren
D
een cursieve letter

Slide 42 - Quizvraag

is dit het einde
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quizvraag

Rood en geel behoren tot de
A
Warme kleuren
B
Koude kleuren

Slide 44 - Quizvraag

Op deze afbeelding zien we vooral
A
Picturaal figuratief secundair
B
lineair figuratief primair
C
lineair primair abstract
D
lijnvorming abstract secundair

Slide 45 - Quizvraag

Welke vorm van lichttechniek is hier gebruikt
A
eigenschaduw
B
clair obscur
C
glimlicht
D
slagschaduw

Slide 46 - Quizvraag

De zon maanlicht, sterrenlicht, bliksemlicht.
A
Eigen licht
B
Straallicht
C
Kunstlicht
D
Natuurlijke licht

Slide 47 - Quizvraag

Welke stelling hoort bij deze afbeelding
A
Vereenvoudigd
B
expressief
C
naar de werkelijkheid
D
abstractie

Slide 48 - Quizvraag

Hofman heeft de behaarde huid van het Feestaardvarken gestileerd
verbeeld.
hoe zie je dit (meer opties)
A
De haren voelen echt aan
B
De haren zijn er in gekerfd
C
de haren zijn geometrisch verdeeld
D
de haren zijn als lijnen

Slide 49 - Quizvraag

het woord VLLORK staat voor?

Slide 50 - Open vraag