Paragraaf 2.1 Weer en klimaat in Europa

 Weer en klimaat
2.1 Weer en klimaat in Europa
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 Weer en klimaat
2.1 Weer en klimaat in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.1 
Weer en klimaat in Europa
Leerdoel:

Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen het weer en het klimaat in Spanje en Nederland?

Slide 2 - Tekstslide

Drie verschijnselen die het weer beïnvloeden in Spanje en Nederland: 
  1. Ontmoeting warme/koude lucht -> Depressies
    - Door de wet van Buys Ballot -> Warme/Koude lucht draait om elkaar heen. 
    - Door een Occlusiefront -> Koufront haalt het warmtefront in!


Gevolgen weer Spanje
Gevolgen weer Nederland
occlusiefront
occlusiefront

Slide 3 - Tekstslide

Occlusiefront
Koufronten gaan sneller dan warmtefronten. 
Een occlusiefront begint waar een koufront op een warmtefront botst en eindigt in de kern van de depressie. .

De lucht rondom de depressie draait tegen de wijzers van de klok in. De plek waar het koufront het warmtefront inhaalt is het occlusiepunt. 

In dit gebied valt de meeste regen.

Slide 4 - Tekstslide

Noordelijk Halfrond -> Hogedrukgebied -> klok mee (rechtsom)
Zuidelijk halfrond -> Lagedrukgebied -> tegen de klok in (linksom)

Slide 5 - Tekstslide

Koufront
Warmtefront

Slide 6 - Tekstslide

Koufront op de kaart

Slide 7 - Tekstslide

Warmtefront

Slide 8 - Tekstslide

Occlusiefront op de kaart
Het front heeft aan de voorkant kenmerken van een warmtefront, en de achterkant juist van een koufront. Vaak zie je dan dat het rustig begint te regenen, eindigend met een paar fellere buien. Aan de grond is de temperatuur zowel voor als na het front vaak niet veel veranderd.

Slide 9 - Tekstslide

Drie verschijnselen die het weer beïnvloeden. 
1. Ontmoeting warme/koude lucht -> Depressies
                - Wet van Buys Ballot -> Warme/Koude lucht draait om elkaar heen.
                - Occlusiefront -> Koufront haalt het warmtefront in!
2. Azoren-hoog -> Hogedrukgordel 30* NB
              


Gevolgen weer Spanje
Gevolgen weer Nederland
Zomer: droog en zonnig
Winter: frontale neerslag
Zomer: frontale neerslag
Winter: nauwelijks van invloed

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Drie verschijnselen die het weer beïnvloeden. 
1. Ontmoeting warme/koude lucht -> Depressies
                - Wet van Buys Ballot -> Warme/Koude lucht draait om elkaar heen.
                - Occlusiefront -> Koufront haalt het warmtefront in!
2. Azoren-hoog -> Hogedrukgordel 30* NB
                - Zomer -> Hogedrukgordel ligt noordelijker
                              -> Meer frontale regens -> Nederland
                - Winter -> Hogedrukgordel ligt zuidelijker.
                              -> Meer frontale regens -> Spanje
3. Tijdelijke hogedrukgebieden: bijv. in de winter binnenland Europa
                - Koude, dalende lucht, oostenwind, koud in Nederland. 

Slide 12 - Tekstslide

Klimaten in Spanje

Slide 13 - Tekstslide

Klimaat
  1. Noorden: Gematigd Klimaat
    - Zachte winters, koele zomers -> Hele jaar neerslag 
  2. Noordwesten: Middellandse Zeeklimaat 
    - Droge zomers, relatief lage zomertemperatuur door ligging aan Atlantische oceaan.  

Slide 14 - Tekstslide

Klimaat


  1. Zuiden: Middellandse Zeeklimaat 
    - Droge, warme zomers en natte, zachte winters. Middellandse zee warm door weinig  aanvoer van koud water. 
  2. Hooggebergten: Hooggebergteklimaat
  3. Delen zuidkust + binnenland: Steppeklimaat (Misschien zelfs al Woestijnklimaat)

Slide 15 - Tekstslide

Er worden twee uitspraken gedaan over het klimaat in Nederland en
Spanje.
Uitspraak 1: in Nederland komen meer depressies voor dan in Spanje.
Uitspraak 2: in het grootste deel van Spanje valt in de zomer minder
neerslag dan in de winter.
Wat is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Aan het werk
Lezen de theorie van paragraaf 2.1

Maken de opdrachten:
1  4  5  6

Slide 19 - Tekstslide