Adjectives and Adverbs

Week 50: Lesson 1 (HV2D)
E - writing and grammar


Lesson objective: I can use adjectives and adverbs correctly.
Planning:         - Grammar explanation
                             - Make exercises 29 (d) and 30, Page 148, 149, 150

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 50: Lesson 1 (HV2D)
E - writing and grammar


Lesson objective: I can use adjectives and adverbs correctly.
Planning:         - Grammar explanation
                             - Make exercises 29 (d) and 30, Page 148, 149, 150

Slide 1 - Tekstslide

Wie weet wat een "adjective" is?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 2 - Quizvraag

Een "adjective" wordt gebruikt om meer informatie te geven over een zelfstandige naamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

"I want to be a FAMOUS actress one day." Het woord "famous" is een...?
A
noun
B
adjective

Slide 4 - Quizvraag

"Adjectives" gebruik je ook na sommige werkwoorden, zoals "to be", "to look", etc. 

Slide 5 - Tekstslide

example: "She looks AMAZING with her new haircut." Write your own sentence using an adjective:

Slide 6 - Open vraag

Wie weet wat een "adverb" is?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Een "adverb" wordt gebruikt: 
- als je iets wilt zeggen over een "adjective"
- als je iets wilt zeggen over een andere "adverb"
- als je iets wilt zeggen over een "verb" 
- "Adverbs of frequency":  hoe vaak iets gebeurt

Slide 8 - Tekstslide

Example: 
This girl has an unusually beautiful voice. 

Slide 9 - Tekstslide

That actress is EXTREMELY popular. Het woord "extremely" is een...?
A
adjective
B
adverb

Slide 10 - Quizvraag

Adjective vs. Adverb
- He is a quick runner.
--> quick is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)
- He runs quickly.
--> quickly is een bijwoord, het zegt iets over runs (een werkwoord)

Slide 11 - Tekstslide

"She sang incredibly well." Schrijf nu je eigen zin met een ADVERB.

Slide 12 - Open vraag

Why should about adjectives and adverbs?

Slide 13 - Tekstslide

Make the exercises: 29(d) and 30 
Page 148, 149, 150

Slide 14 - Tekstslide