Aan de slag_5.1_3M

Agenda les
  • Leerdoelen par 5.1
  • Ga naar lessonup.app en voer code in
  • Uitleg par 5.1
  • Zelf aan de slag
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda les
  • Leerdoelen par 5.1
  • Ga naar lessonup.app en voer code in
  • Uitleg par 5.1
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen par 5.1
  • Je kunt in eigen woorden omschrijven hoe een arbeidsovereenkomst tot stand komt, wat erin staat en welke wetten er van toepassing zijn.
  • Je kent de verschillende mogelijke dienstverbanden
  • Je kunt netto en brutoloon berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een CV
curriculum vitae?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk?

Slide 4 - Open vraag

Als docent ben je in vaste dienst en heb je een opzegtermijn van 2 maanden. Waarom is die opzegtermijn belangrijk voor de school?

Slide 5 - Open vraag

Is de bewering juist of onjuist?
Een werkgever ontvangt loon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?
Brutoloon is meer dan nettoloon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?
Een voltijdbaan kan 36 uur per week zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Link

Begrippen vorig jaar
Tijdelijke baan: baan voor een bepaalde tijd b.v. een jaarcontract.
Vaste baan: baan waarbij geen einddatum is afgesproken.
Opzegtermijn: tijd tussen het moment van opzeggen en de einddatum van je baan.
Werkgever: iemand die een of meer personen in dienst heeft.
Werknemer: iemand die in loondienst van een baas (werkgever) betaald werk doet.

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen par 5.1
Flexibele baan: 
  • werk je alleen wanneer de werkgever je nodig hebt;
  • uitzendkrachten en oproepkrachten hebben een flexibele baan.
Proeftijd: staat in je arbeidscontract.
CAO: collectieve arbeidsovereenkomst. Staan arbeidsvoorwaarden die horen bij een bepaalde bedrijfstak.
Bedrijfstak: groep gelijksoortige bedrijven, zoals horeca, de bouw, de gezondheidszorg, het onderwijs.


Slide 11 - Tekstslide

Van bruto naar nettoloon
Nettoloon= Brutoloon- (loonbelasting+sociale premies)

Voorbeeld:
Je brutoloon is € 1.850,-
Daarop wordt € 165,- aan loonbelasting en € 92,- aan sociale premies ingehouden.
Je nettoloon is dus: € 1.850 - (€ 165+€95)= € 1.593,-

Slide 12 - Tekstslide

Arbowet: staat voor regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: geeft regels voor werk- en rusttijden.

Slide 13 - Tekstslide

Wettelijk minimumjeugdloon

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 5.1
  • Maak opgave van par 5.1 in je schrift
  • Kijk de opgaven van par 5.1 na met andere kleur pen als je de opgaven maakt in je schrift.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video