4.1 tm 4.3

4.1 tm 4.4 Vorming (Domein B)
Syllabus blz 13 tm 17
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

4.1 tm 4.4 Vorming (Domein B)
Syllabus blz 13 tm 17

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Socialisatie
Het proces waarbij je bewust of onbewust de normen en waarden van een groep krijgt aangeleerd.


bij socialisatie leer je wat (ab)normaal gedrag is en wat (on)belangrijk is. Bijv. door ouders en leraren.
immitatie
we leren door wat anderen zien doen en gaan dat overnemen
gedrag van ouders of vrienden.
Dat doen we via socialiserende instituties zoals ouders en school
fremdzwang
wanneer er vanaf je geboorte bepaalde dingen aangeleerd worden die jij moet aanleren. Bijv. netjes eten met bestek
internalisatie
wanneer je vervolgens zonder nadenken het aangeleerde uitvoert spreken we van internalisatie

Slide 3 - Tekstslide

Het aanleren van je cultuur  (socialisatie) vanaf je geboorte noemen we enculturatie

Slide 4 - Tekstslide

Accultuatie
wanneer je op latere leeftijd een nieuwe cultuur moet aanleren noemen we dat acculturatie

Slide 5 - Tekstslide

nature?                                                                 nurture?
bij het nature nurture debat stellen we de vraag in hoeverre het menselijjk gedrag door aangeleerde, sociale factoren (nurture) bepaald wordt en in hoeverre erfelijke en biologische factoren (nature) een rol spelen.
 Men gaat er nu vanuit dat het ca. 50% is maar eerlijk gezegd is dit zo lastig te bepalen omdat je toch grote verschillen tussen mensen ziet en soms nurture ervoor zorgt dat nature een vergrote kans heeft om tot uiting te komen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Primaire socialisatie
Socialisatie tussen mensen die direct met elkaar verbonden zijn.
Informeel
Ongeschreven regels, vanzelfsprekendheid

Sociale huid

Slide 10 - Tekstslide

Secundaire socialisatie
Formele sfeer
Schikken naar heersende cultuur.
Keuze in waar je bij hoort.
In elke groep ander gewenst gedrag.
Binding door collectieve rituelen (diploma-uitreiking, doop, jubilea)
Sociale kleding

Slide 11 - Tekstslide

Tertiaire socialisatie
Zonder rechtstreekse band
Niet expliciet maar impliciet
Subtiele beïnvloeding

bv media

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Start met maken moodboard over je eigen identiteit!

Inleveren volgende week donderdag
Digitaal moodboard via bv canva.com

Slide 13 - Tekstslide

De vorming van de identiteit

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is nu identiteit?

Het beeld dat iemand heeft van zichzelf, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over groepen waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.


Dus: Wie ben ik?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Sociale identiteit

Dat deel van iemands zelfbeeld dat afgeleid is van de groep waar iemand deel vanuit maakt of juist niet. Mensen identificeren zich met groepen en nemen er kenmerken van over (= Groepsidentificatie / sociale identificatie)


Dus: Waar hoor ik bij?


Slide 18 - Tekstslide

Collectieve identiteit


Datgene wat mensen kenmerkend en blijvend vinden aan een groep


Bijvoorbeeld: eigen taal, vlag of symbolen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Persoonlijke vs collectieve identiteit --> Sociale ongelijkheid

De persoonlijke identiteit t.o.v. de collectieve identiteit kan sociale ongelijkheid als gevolg hebben:


Een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken van waardering en behandeling

--> Harley Davidsonjasje


Slide 21 - Tekstslide

Nationale identiteit

Kenmerken die aan een heel volk van een bepaald land worden toebedeeld



Wat zijn kenmerken van de Nederlandse identiteit?


Slide 22 - Tekstslide

Met welk begrip is te verklaren, dat iemand wel met buurtkinderen om een Belgenmop lacht, maar niet met collega’s?
A collectieve identiteit
B meervoudige identiteit
C nationale identiteit
D persoonlijke identiteit 
Antwoord
B

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Start met maken moodboard over je eigen identiteit!

Inleveren volgende week donderdag
Digitaal moodboard via bv canva.com

Slide 24 - Tekstslide