H1.8 1D

Interpunctie (H1.8 1TH)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interpunctie (H1.8 1TH)

Slide 1 - Tekstslide


I like cooking my family and my pets.

Ik kook oma.

Schiet op papa.

Stop, niet schieten!

I like cooking, my family and my pets.

Ik kook, oma.

Schiet op, papa.

Stop niet, schieten!

Slide 2 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 3 - Woordweb

....
Er staan klanten bij de bakker Marie kent hen niet een vrouw zegt het is toch wel erg ja zegt een andere en dan nog wel hier bij ons wie had dat durven denken dat zoiets kan de vrouw schudt haar hoofd ze bestelt een wit brood de doodstraf zegt iemand dat zou helpen geef mij maar een bruin brood gesneden de man betaalt. 

Slide 4 - Tekstslide

Zo dus:
Er staan klanten bij de bakker. Marie kent hen niet. Een vrouw zegt: "Het is toch wel erg." "Ja," zegt een andere, "en dan nog wel hier! Bij ons! Wie had dat durven denken. Dat zoiets kan!" De vrouw schudt haar hoofd. Ze bestelt een wit brood. "De doodstraf," zegt iemand, "dat zou helpen. Geef mij maar een bruin brood. Gesneden." De man betaalt. 

Slide 5 - Tekstslide

Interpunctie / leestekens
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Je plaatst een vraagteken achter een vraag.
Na een uitroep kun je een uitroepteken gebruiken.
Een komma gebruik je:
- Bij een opsomming (Meng de komkommer met de sla, de tomaten en de dressing).
- Tussen twee persoonsvormen (Als je klaar bent, gaan we wel).

Slide 6 - Tekstslide

Interpunctie / leestekens
Als je een woord of een zin tussen aanhalingstekens zet, dan plaats je deze tekens altijd voor en na dat woord of die zin. " en  ' is allebei te gebruiken. 
Je gebruikt aanhalingstekens:
- als je een gesprek precies opschrijft zoals het gezegd wordt:
De coach zei: 'We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.'
- als je een stukje uit een tekst citeert, dat wil zeggen letterlijk overneemt:
'Meedoen is belangrijker dan winnen,' hoort bij de Olympische Spelen. 
- als een woord speciale aandacht verdient:
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 7 - Tekstslide

Een zin begint altijd met een hoofdletter.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 8 - Quizvraag

Een zin eindigt altijd met een punt.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 9 - Quizvraag

Leestekens maken het lezen ingewikkelder
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 10 - Quizvraag

Een uitroepteken gebruik je alleen bij een uitroep.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 11 - Quizvraag

Als je een aantal dingen opsomt, zet je daar één of meer komma's tussen.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 12 - Quizvraag

Aanhalingstekens gebruik je als je iets letterlijk opschrijft.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 13 - Quizvraag


Slide 14 - Open vraag

En nu werken jullie!
H1.5 Opdracht 7
H1 Extra Spelling Opdr. 1-2-3-7

Gebruik je werkwoordspellingsschema!!

Slide 15 - Tekstslide