CGT lesdag 10

Cursusdag 10
Cognitieve gedragstherapie bij angststoornissen: 
specifieke technieken (II)

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
PsychologieBeroepsopleiding

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cursusdag 10
Cognitieve gedragstherapie bij angststoornissen: 
specifieke technieken (II)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Tedx van Olivia Remes 'How to cope with anxiety'.
1. In de DSM-5 staat het overmatig piekeren centraal in de diagnostische criteria van gegeneraliseerde angststoornis, wat is het tweede hoofdcriterium?
A
Piekeren over 1 specifiek thema
B
aanhoudend overmatige angst (langer dan 12 maanden)
C
(Beleefde) onbeheersbaarheid van piekeren
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Het is lastig om gepieker te vermijden, toch is er bij patiënten met GAS wel sprake van vermijdingsgedrag. Het gaat hierbij om..
A
geruststelling vragen aan anderen
B
controlegedragingen
C
geruststelling vragen aan anderen en controlegedragingen
D
confrontaties vermijden

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Volgens het model van Beck hangt GAS samen met het voortdurend activeren van disfunctionele cognitieve schema's over gevaar, die leiden tot verstoringen in de informatieverwerking.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Becks cognitieve model van angststoornissen
Metacognitieve theorie (MCT) en de intolerance of uncertainty-theorie
Piekeren is een vorm van cognitieve vermijding van angstoproepende voorstellingen van toekomstige dreiging
Piekeren moet opgevat worden als een strategie om negatieve gebeurtenissen te voorkomen

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Hoeveel sessies zijn er hoe vaak en in totaal nodig om voor de meerderheid van de patiënten voldoende resultaat te behalen?
A
1 keer per 2 weken, 10-14 sessies
B
1 keer per 2 weken, 20 sessies
C
Wekelijks, 20 sessies
D
Wekelijks, 10-14 sessies

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is doel van het 'wittebeer-experiment'?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De behandeling van GAS is onderverdeeld in 4 fasen 

1. rationale
2. negatieve opvattingen over piekeren worden onderzocht
3. positieve opvattingen worden op houdbaarheid onderzocht 
4. oefenen met alternatieve strategieën 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Hoe worden de negatieve opvattingen over piekeren onderzocht?
A
socratische dialogen
B
gedachteschema's
C
gedragsexperimenten
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Welke inzichten geven de gedragsexperimenten in de beginfase bij een GAS?
A
piekeren is onbeheersbaar en positieve opvattingen over piekeren
B
piekeren is beheersbaar en negatieve opvattingen over piekeren laten dalen
C
piekeren is beheersbaar en positieve opvattingen over piekeren
D
piekeren is onbeheersbaar en lichamelijke sensaties komen voort uit negatieve gedachten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Gedragsexperimenten bij GAS

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

10. Wat is een belangrijke valkuil bij de interventies voor GAS?
A
dat het alleen gericht is op gedragsexperimenten
B
dat het alleen gericht is op gedachteschema's
C
dat er steeds wordt mee gegaan in de wens van de patiënten om hun zorgen uitgebreid te bespreken
D
dat het gericht is op de inhoud van het piekeren zelf

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Drie psychologische behandelingen voor GAS: CGT gebaseerd op het intolerance of uncertainty-model, op acceptatie gebaseerde gedragstherapie en de cognitieve therapie op het meta-cognitieve model. Welke behandeling heeft de eerste voorkeur?
A
cognitieve therapie op het meta-cognitieve model
B
op acceptatie gebaseerde gedragstherapie
C
CGT gebaseerd op het intolerance of uncertainty-model
D
Uit recente studies bleek geen verschil in effectiviteit

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12. Welke angststoornis is een van de meest voorkomende?
In NL voldoet 9% van de mensen boven de 18 jaar ooit in hun leven aan de criteria voor een.....
A
gegeneraliseerde angststoornis
B
sociale angststoornis
C
agorafobie
D
paniekstoornis

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende cognitieve modellen van de SAS wijzen 3 essentiële factoren aan die de klachten versterken en in stand houden

1. Ze hebben negatieve gedachten wat betreft de evaluatie door anderen en onderschatten hun sociale prestatie
2. De negatieve gedachten roepen zelfgerichte aandacht op, waardoor ze zich mentaal afsluiten van hun omgeving en hun oordelen enkel baseren op hun eigen lichamelijke sensaties en negatieve beelden die ze over zichzelf hebben
3. Ze gebruiken een palet aan veiligheidsgedrag om te voorkomen dat anderen een negatief oordeel over hen zullen vellen. Dit veiligheidsgedrag kan weer negatieve reacties bij anderen oproepen, wat de angst voor afwijzing versterkt

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13. Wat is de centrale vrees van sociaal-angstige patiënten?
A
afgewezen worden
B
negatief geëvalueerd worden
C
negatief geëvalueerd en afgewezen worden
D
vastlopen in sociale interacties

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

14. Wat betekent interoceptieve informatie?
A
informatie die is opgedaan in sociale situaties
B
intern gegenereerde informatie met opvattingen over de ander
C
externe informatie
D
intern gegenereerde informatie, zoals hoe ze zich voelen of denken te zijn overgekomen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

15. Patiënten ervaren tijdens een staat van verhoogde zelfgerichte aandacht vaak intrusieve mentale beelden, wat zijn dit?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

16. De behandeling van sociale angststoornis start met het in kaart brengen van...
A
de negatieve gedachten en veiligheidsgedrag
B
verhoogde zelfgerichte aandacht
C
de negatieve gedachten, verhoogde zelfgerichte aandacht en het veiligheids- en vermijdingsgedrag
D
vermijdingsgedrag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

17. Videofeedback kan ingezet worden om de intrusieve beelden over hoe patiënten denken te zijn overgekomen te ontkrachten. Het kan helpen om het interne beeld eerst op te roepen en vervolgens te vergelijken met het objectieve videobeeld. Ter voorbereiding van het bekijken van de video kan de therapeut de patient vragen om de video te bekijken alsof het een vreemde betreft ('distancing'). Klopt dit?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

18. Welke vormen van gedragsexperimenten zijn er voor SAS, oplopend van makkelijk naar moeilijk
A
Open gedrag, sociale onhandigheden, schaamteoefeningen
B
schaamteoefeningen, open gedrag, exposure
C
Sociale onhandigheden, open gedrag, schaamteoefeningen
D
Open gedrag, imaginatie met rescripting, schaamteoefeningen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

19. Uit onderzoek is gebleken dat voorafgaand aan een gedragsexperiment de alternatieve cognitie te formuleren of de negatieve verwachting (gedeeltelijk) uit te dagen het meest effectief is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20. Is de basisstructuur voor de A.N.G., intermediaire opvattingen of kernopvattingen steeds hetzelfde? En uit hoeveel stappen bestaat een gedragsexperiment?
A
Ja, 5 stappen
B
Ja, 9 stappen
C
Nee, 5 stappen
D
Nee, 9 stappen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke valkuilen in de behandeling van SAS
Problemen in de interactie:
- indringend aankijken en uitgebreide stiltes laten vallen werkt averechts + neiging om extra veel complimenten te geven
Eigen sociale angst:
- rollenspelen of zelf onhandig gedrag vertonen tijdens gedragsexperimenten kan schaamte oproepen
Comorbiditeit bij de behandeling

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21. Uit studies blijkt dat individuele CGT voor volwassenen effectiever is dan een groeps-CGT. Wat zou een reden kunnen zijn?
A
groepssetting wordt als bedreigend ervaren, dus meer last van zelfgerichte aandacht en terug vallen op veiligheidsgedrag groepssetting wordt als bedreigend ervaren, waardoor zij last hebben van zelfgerichte aandacht en terugvallen op veiligheidsgedrag
B
ze laten meer veiligheidsgedrag zien doordat hier meer ruimte voor is
C
groepssetting roept veel schaamte en strijd op
D
Met name de videofeedback werd als bedreigend ervaren in een groepssetting

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

22. Ontwikkeling van behandeling bij SAS bij volwassenen loopt sterk voor op behandeling bij kinderen. Vooralsnog worden bij kinderen algemene CGT-behandelingen voor angststoornissen gebruikt. Waar bestaan deze doorgaans uit?
A
focus op zelfgerichte aandacht en veiligheidsgedrag
B
ontspanningsoefeningen, uitdagen van gedachten en exposure
C
psycho-educatie
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

23. Conceptualisatie van Peter:
1. Ik ben niet de moeite waard --> 2. Als mensen mij beter leren kennen dan zullen ze me afwijzen --> contacten vermijden/oppervlakkig houden
Welke opvattingen zijn 1 en 2?
A
1. intermediaire opvatting 2. kernopvatting
B
1. kernopvatting 2. intermediaire opvatting
C
1. kernopvatting 2. A.N.G.
D
1. A.N.G. 2. kernopvatting

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

24. Wat is het doel van de cognitieve techniek 'imagery and rescripting'?
A
positieve herinnering toevoegen aan nare gebeurtenis
B
oorspronkelijke interpretatie van de situatie te wijzigen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies