Referaat

Angststoornissen
Anouk Wagenmans, MSc, PioG
September 2021
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
psychologieWOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Angststoornissen
Anouk Wagenmans, MSc, PioG
September 2021

Slide 1 - Tekstslide

In mijn dagelijkse werk kom ik ... in aanraking met angststoornissen
Helemaal niet
Af en toe
Regelmatig
Vaak
Heel vaak

Slide 2 - Poll

Behandeling van
angststoornissen

Slide 3 - Woordweb

Wat zou je vandaag graag te weten willen komen?

Slide 4 - Open vraag

Wat hoeft er absoluut niét behandeld te worden vandaag?

Slide 5 - Open vraag

Agenda
1. Overzicht
2. Diagnostiek
3. Huidige richtlijnen
4. Onderliggende mechanismen
5. Behandeling middels CGT

Slide 6 - Tekstslide

1. Overzicht
  • Hoe vaak komt het voor? 
        Volwassenen: 10%
        Kinderen en jongeren: 2 tot 6%
  • Meestal tussen de 25 en 44 jaar
  • Vaker bij vrouwen dan bij mannen
  • In de top 10 van ziekten met grootste ziektelast!
  • Sinds DSM-5: trauma- en dwangstoornissen aparte categorie
    Bron

Slide 7 - Tekstslide

Ziektelast
= het aantal levensjaren verloren door vroegtijdige sterfte als gevolg van de aandoening
+ het verlies aan kwaliteit van leven door de aandoening

Slide 8 - Tekstslide

Soorten angststoornissen
1. Separatieangststoornis
2. Selectief mutisme
3. Specifieke fobie (nr 1)
4. Sociale-angststoornis (nr 2)
5. Paniekstoornis (nr 4)
6. Agorafobie
7. Gegeneraliseerde-angststoornis (nr 3)
8. Angststoornis door een middel/medicatie
9. Angststoornis door een somatische aandoening
10. Andere gespecificeerde angststoornis
11. Ongespecificeerde angststoornis

Slide 9 - Tekstslide

Meest voorkomende angststoornissen
Specifieke fobie: Intense en irrationele angst voor een bepaald object of situatie, bijv dieren, kleine ruimtes, de tandarts, naalden, bloed. 

Sociale angststoornis: Angst voor één of meer situaties waarin de persoon is blootgesteld aan de mogelijke kritische beoordeling van anderen en waarin hij bang is zich belachelijk te maken

Gegeneraliseerde angststoornis: Vage en onredelijke angst over allerlei gevaren die in de toekomst plaats kunnen vinden, “piekerstoornis”

Paniekstoornis: Recidiverende onverwachte paniekaanvallen gecombineerd 
met angst voor nieuwe aanvallen of significante, maladaptieve gedragsverandering

Slide 10 - Tekstslide

2. Diagnostiek
Instrumenten: bijv. DSM-5, M.I.N.I, SCID-I                                   

Anamnese & klinisch oordeel: 
-Waar is men precies bang voor?
-Wat wordt er vermeden? Of onder grote angst doorstaan?
-Wat is begrijpelijk gezien de context?
-Wat is oorzaak en gevolg?
-Wat wordt er uit schaamte misschien niet verteld?
-Wat zorgt ervoor dat het gedrag in stand wordt gehouden?


Slide 11 - Tekstslide

Patiënt A krijgt regelmatig paniekaanvallen op haar werk. Wat wil je van haar weten om tot een (differentiaal)diagnose te komen?

Slide 12 - Open vraag

Patiënt B heeft slapeloze nachten van het gepieker. Wat wil je van hem weten om tot een (differentiaal)diagnose te komen?

Slide 13 - Open vraag

Patiënt C is doodsbang voor hoogtes. Wat wil je van hem weten om tot een (differentiaal)diagnose te komen?

Slide 14 - Open vraag

3. De huidige richtlijnen
Zorgstandaard Angststoornissen

Basisinterventies
-Psycho-educatie
-Vermijding tegengaan, gedragsactivatie
-Actief volgen 

Eventueel toevoegen van eerste-stap-interventies zoals e-health, 
steunend-structurerende begeleiding
Bij onvoldoende herstel -> overstap naar psychologische/medicamenteuze 
behandeling

Slide 15 - Tekstslide

De huidige richtlijnen

Psychologisch
  • Cognitieve Gedragstherapie
  • Eerste keus bij ongecompliceerde stoornissen
  • Voorkeurskeus bij matige/ernstige klachten


Farmacologisch
  • Eventueel bij matige/ernstige klachten
  • SSRI’s, SNRI’s, TCA’s, anxiolytica
  • Vaak geen volledig herstel, en veel terugval
  • Tenzij: ernstige comorbide depressie -> dan direct starten  antidepressiva

Slide 16 - Tekstslide

Effectiviteit
  •  = 2385, 41 studies, in vergelijking met placebo

  • Medium effecten op specifieke angstklachten

  •  Maar ook kleine tot medium effecten op andere angstklachten, depressieve klachten, en kwaliteit van leven

    Bron

Slide 17 - Tekstslide

4. Onderliggende werkingsmechanismen

Van 'normale angst' 

Via verkeerde betekenisverlening

Naar vals alarm

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Angstgeneralisatie

Slide 20 - Tekstslide

Het snelle en 
langzame pad
        Snel
  • "Quick and dirty"
  • Amygdala / insula
  • Direct alarm

    Langzaam
  • Betekenisverlening
  • Hippocampus & prefrontale cortex

Slide 21 - Tekstslide

Afwijkingen in het brein
  • Hyperactieve amygdala
  • Minder connectiviteit tussen gebieden die emotie genereren (amygdala, insula) en gebieden die emotie reguleren  (prefrontale cortex, dorsale anterieure cingulate cortex)
  • Connectiviteit +         =                ernst van symptomen -
  • Aanwijzingen dat connectiviteit verbetert na behandeling

Slide 22 - Tekstslide

5. Behandeling
Aanleggen nieuwe 
verbindingen 
die sterker worden 
dan de oude 
verbindingen 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Behandeling middels CGT
Gedachte



Gedrag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Cognitieve Gedragstherapie
  • Bewustwording negatieve
    automatische gedachten
  • Uitdagen negatieve
    automatische gedachten
Bijv middels:
-Taartpunttechniek 
-Argumenten voor/tegen
-Cumulatieve kansberekening
  • Doel: verbreden van de
    ‘tunnelvisie’

Slide 27 - Tekstslide

Cognitieve Gedragstherapie
  • Gedragsexperimenten
  •  Confrontatie aangaan met angstopwekkende situatie: toetsing van de 'ramp der rampen'
  • Verandering gedrag -> verandering gedachten -> verandering gevoel

Slide 28 - Tekstslide




Eens zelf proberen?

  • Heel diep in- en uit ademen

  • Rondjes draaien op je bureaustoel

  • Door een rietje ademen

  •  'Nee' schudden

  • Op de plek rennen met dichtgeknepen neus

Slide 29 - Tekstslide

Wat als het niet werkt?
  • Drop-out ~20% (N = 2385, bron, wel vergelijkbaar met placebo)

  • Terugval:  ~14% (N = 337, bron), ~24% (N = 532, bron)

Slide 30 - Tekstslide

Patiënt A heeft een hondenfobie. Hij heeft al trouw meerdere keren geoefend met het aaien van honden, maar wordt niet minder bang. Waar kan dit aan liggen?

Slide 31 - Open vraag

Vermijdings- en veiligheidsgedrag
  • Vermijding: gedrag dat is gericht op het voorkomen of stoppen van confrontatie met angstige situatie

  • Veiligheidsgedrag: gedrag dat is gericht op het afwenden van het optreden van de gevreesde ramp
    -> subtiele vorm van vermijdingsgedrag
    -> zorgt voor verkeerde betekenisverlening

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Do's

  • Doorgaan tot ramp getoetst is
  • Zonder vermijding/veiligheid
  • Minstens 6 à 7 keer herhalen
  • In allerlei contexten
  • Willekeurige volgorde van experimenten

Don'ts

  • Doorgaan tot angst afneemt
  • Experiment laten 'saboteren'
  • Geen huiswerk geven
  • Geen generalisatie
  • Angsthiërarchie 

Slide 34 - Tekstslide

Implicaties voor de praktijk
  • Benzodiazepines?

  • Ademhalingsoefeningen?

  • Keer op keer geruststellen?

  • Inzet van het systeem?

Slide 35 - Tekstslide

Vragen?

Slide 36 - Tekstslide