Herhaling en start pragmatiek

Waarom drukt taal nooit precies uit wat je bedoelt?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Waarom drukt taal nooit precies uit wat je bedoelt?

Slide 1 - Tekstslide

Pragmatiek

Slide 2 - Tekstslide

Miscommunicatie tussen mensen kan soms tot komische situaties leiden. Op andere momenten is miscommunicatie minder grappig. 

Maar hoe komt het nu dat er vaak zo’n kloof gaapt tussen wat iemand letterlijk zegt en hoe dat bedoeld of begrepen wordt? Dit is het terrein van de pragmatiek.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is hier de miscommunicatie?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Bedenk nu zelf een voorbeeld van miscommunicatie.

Slide 7 - Open vraag

Pragmatiek/betekenisleer
Bestudeert de relatie die er bestaat tussen je uitspraak (je woorden) en de situatie waarin je die uitspraak doet. 

Het is voor een goed begrip van de taal echt niet genoeg om alleen maar de betekenissen van zinnen en woorden te kennen, het gaat ook om het doel waarmee je iets zegt en de manier waarop iemand anders jouw woorden gaat opvatten (interpreteren). Er staan in de pragmatiek dus allerlei vragen centraal, hier volgen enkele voorbeelden:

Slide 8 - Tekstslide

Vragen die centraal staan
Wie zijn je toehoorders?
Wat wil je tegen hen zeggen?
Wat is gepast taalgebruik?
Welke regels heb je afgesproken met elkaar?
Wat wil je bij hen bereiken met je taaluiting?

Slide 9 - Tekstslide

Deixis
In de pragmatiek worden verschillende onderdelen van taalgebruik bestudeerd. Eén onderdeel heet deixis. 
De betekenis van sommige woorden en uitdrukkingen is afhankelijk van de context/bedoeling van de spreker. 
Bijvoorbeeld woorden als ‘daar’,‘hier’, ‘nu’, ‘dan’, ‘jij’, ‘ik’, ‘hij’, ‘zij’ enzovoort.

Grieks: deixis = aanduiding
Zie ook oef. 1

Slide 10 - Tekstslide

Deixis
Drie soorten: 
  • persoonlijke deixis: duidt persoon aan (hem, hun, jij, ...) 
  • plaatsdeixis: duidt een plaats aan (hier, daar, ...) 
  • tijdsdeixis: duidt tijd aan (morgen, nu, ...)

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn hier de deiktische woorden?
Verzin samen met je buurvrouw/buurman de context bij dit gesprek.

Slide 12 - Tekstslide

Een wedstrijdje......

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link