In deze les zitten 74 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 7: De overheid produceert
7.1 De rol van de overheid
Slide 1 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
Je kunt omschrijven hoe de overheid is georganiseerd.
Je kunt met voorbeelden uitleggen wat (quasi-) collectieve goederen zijn.
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de overheid ingrijpt bij positieve en negatieve externe effecten.
Slide 2 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
Hoe zit de overheid in elkaar?
De overheid heet ook wel de collectieve sector of de publieke sector.
De particuliere sector bestaat uit alle burgers en bedrijven.
Een zbo is een zelfstandig bestuursorgaan.
Instellingen voor sociale zekerheid.
Toezichthouders, zoals CBR.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Wie gaat er over verbreding van de A2 tussen Utrecht en Amsterdam?
A
Provincie Noord-Holland
B
Provincie Utrecht
C
Gemeente Utrecht
D
Het Rijk
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Wat is GEEN taak van de gemeente?
A
Riolering
B
Recreatiegebieden
C
Sportparken
D
Ouderenzorg
Slide 7 - Quizvraag
Wie doet wat, denk je?
De gemeente
Het rijk
De provincie
Slide 8 - Sleepvraag
7.1 De rol van de overheid
De overheid als producent
Individuele goederen: producten of diensten waarvoor op de markt een prijs tot stand komt door vraag en aanbod.
Slide 9 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
De overheid als producent
Collectieve goederen: goederen en diensten die voor iedereen van belang zijn. Worden geproduceerd door de overheid. Er is hierbij geen prijs per product. Je kunt ook niet uitgesloten worden. Bijvoorbeeld: straatverlichting.
Slide 10 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
De overheid als producent
Quasi-collectieve goederen: goederen en diensten die door de overheid worden geproduceerd, maar waar wel een individuele prijs bepaald wordt (en waarvoor je uitgesloten kunt worden). Bijvoorbeeld: universiteit of bibliotheek.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Een dijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een speeltuin in de wijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Een speeltuin in de wijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Een kaartje voor een voetbalwedstrijd een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn de vier overheden?
A
Rijk, provincie, gemeente, waterschap
B
Rijk, gemeente, waterschap, burgermeester
C
waterschap, gemeente, fusie, collectief
D
Provincie, Rijk, Belastingdienst, gemeente
Slide 17 - Quizvraag
En de overheid is...
A
De particuliere sector
B
De collectieve sector
Slide 18 - Quizvraag
De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
7.1 De rol van de overheid
Je kunt omschrijven hoe de overheid is georganiseerd.
Je kunt met voorbeelden uitleggen wat (quasi-) collectieve goederen zijn.
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de overheid ingrijpt bij positieve en negatieve externe effecten.
Slide 21 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
Waar bemoeit de overheid zich mee?
Negatieve externe effecten:
De nadelige invloed die de productie van een goed op anderen kan hebben en die niet in de prijs van het goed is opgenomen. Bijvoorbeeld: geluidsoverlast van een snelweg.
Slide 22 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
Waar bemoeit de overheid zich mee?
Positieve externe effecten:
De voordelige invloed die de productie van een goed op anderen kan hebben en die niet in de prijs van het goed is opgenomen. Bijvoorbeeld: meer klanten vanwege een pretpark in de buurt.
Slide 23 - Tekstslide
7.1 De rol van de overheid
Waar bemoeit de overheid zich mee?
Bemoeigoederen:
Goederen waarvan de overheid de prijs beïnvloedt om de consumptie van het goed te ontmoedigen of te stimuleren. Dit gebeurt met extra belastingen of subsidies.
Slide 24 - Tekstslide
De overheid komt aan inkomsten door ........
A
aardgas te verkopen aan het buitenland
B
belasting te heffen
C
te lenen bij de buren
D
goud te beleggen
Slide 25 - Quizvraag
Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
Slide 26 - Quizvraag
Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
Slide 27 - Quizvraag
7.1 De rol van de overheid
Aan de slag!
Maken opgave:
Slide 28 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Je kunt omschrijven wat de Rijksbegroting inhoudt die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd.
Je kunt omschrijven wat de belangrijkste inkomsten van de overheid zijn.
Je kunt omschrijven wat de belangrijkste uitgaven van de overheid zijn.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Wat gebeurt er op Prinsjesdag?
In de Rijksbegroting staan alle verwachte inkomsten van de Rijksoverheid in een jaar overzichtelijk tegenover de verwachte uitgaven.
Dit wordt gepresenteerd op Prinsjesdag, dat is op?:
De derde dinsdag in september.
De Miljoenennota is de samenvatting van de Rijksbegroting.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Hoe komt de overheid aan geld?
Belastingen:
Bij wet verplichte betalingen die burgers en bedrijven aan de overheid moeten doen.
Slide 33 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Hoe komt de overheid aan geld?
Directe belastingen:
een deel van je inkomen, winst en vermogen sta je rechtstreeks af aan de overheid.
Indirecte belastingen:
kostprijsverhogende belasting die je aan een winkel betaalt, waarna de winkel het weer aan de overheid afdraagt.
Slide 34 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Hoe komt de overheid aan geld?
Slide 35 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Hoe komt de overheid aan geld?
Sociale premies:
Inkomsten waarmee de collectieve sector de sociale verzekeringen betaalt aan burgers die hier recht op hebben.
Slide 36 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Slide 37 - Tekstslide
Wanneer is het Prinsjesdag?
Vraag 1
A
De eerste dinsdag van september
B
De tweede dinsdag van september
C
De derde dinsdag van september
D
De vierde dinsdag van september
Slide 38 - Quizvraag
Wat wordt er tijdens Prinsjesdag door de koning voorgelezen?
Vraag 2
A
De Miljoenennota
B
De Rijksbegroting
C
De regeringsagenda
D
De Troonrede
Slide 39 - Quizvraag
Wat wordt er op Prinsjesdag bekend gemaakt?
A
De nieuwe plannen voor het komende jaar.
B
Hoeveel geld de overheid het afgelopen jaar heeft uitgegeven.
C
Wie de mooiste hoed op heeft.
D
Welke belangrijke mensen er in de Ridderzaal zitten.
Slide 40 - Quizvraag
Wat is de functie van de rijksbegroting?
A
Beheer van overheidsfinanciën
B
Bepalen van belastingtarieven
C
Vaststellen van onderwijsprogramma's
D
Regelen van privé-uitgaven
Slide 41 - Quizvraag
Wie is verantwoordelijk voor de rijksbegroting?
A
De Tweede Kamer
B
De Minister van Financiën
C
De Raad van State
D
De Koning
Slide 42 - Quizvraag
Wat zijn geen inkomsten van de overheid?
A
belastingen
B
subsidies
C
accijnsen
D
niet belasting ontvangsten
Slide 43 - Quizvraag
De miljoenennota is een:
A
Uitkering
B
Toelichting op de financiële begroting
C
Toelichting op de rijksbegroting
D
Een briefje van 1 miljoen
Slide 44 - Quizvraag
Slide 45 - Video
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Aan de slag!
Maken opgave:
Slide 46 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Je kunt omschrijven wat de Rijksbegroting inhoudt die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd.
Je kunt omschrijven wat de belangrijkste inkomsten van de overheid zijn.
Je kunt omschrijven wat de belangrijkste uitgaven van de overheid zijn.
Slide 47 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Waar geeft de overheid geld aan uit?
Sociale zekerheid:
een systeem van uitkeringen dat ervoor zorgt dat mensen zonder inkomen toch geld hebben om van te leven.
WW: werkloosheidsuitkering
WIA: Wet en Inkomen naar Arbeidsvermogen
AOW: Algemene Ouderdomswet
Huursubsidie, zorgtoeslag, kinderbijslag.
Slide 48 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Waar geeft de overheid geld aan uit?
Zorg: zorgkosten worden vergoed.
Gemeente- en provinciefonds: geld voor lagere overheden.
Onderwijs: alle kinderen hebben recht op onderwijs.
Slide 49 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid (VWO)
Waarom moet je belasting betalen?
Belastingbeginselen:
bepalen hoeveel belasting wordt geheven. Doel: inkomensverschillen worden kleiner na belasting.
Draagkrachtbeginsel:
de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.
Slide 50 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid (VWO)
Waarom moet je belasting betalen?
Solidariteitsbeginsel:
via inkomstenbelasting betaal je mee aan uitkeringen voor mensen die niet zelf voor voldoende inkomen kunnen zorgen.
Profijtbeginsel:
alleen als je het collectieve goed gebruikt, betaal je ervoor.
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Video
7.2 Inkomsten en uitgaven van de overheid
Aan de slag!
Maken opgave:
Slide 55 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Je kunt uitleggen wat een begrotingstekort en begrotingsoverschot is.
Je kunt uitleggen hoe de overheid kan ingrijpen bij een begrotingstekort.
Je kunt uitleggen waarom Nederland gebaat is bij het zich houden aan de Europese begrotingsregels.
Je kunt rekenen met indexcijfers.
Slide 56 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Is de Rijksbegroting in balans?
Begrotingsoverschot:
De inkomsten zijn groter dan de uitgaven.
Slide 57 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Is de Rijksbegroting in balans?
Begrotingstekort:
De inkomsten zijn kleiner dan de uitgaven.
Overheidsschuld (staatsschuld):
De overheid leent geld om begrotingstekort op te lossen.
Rentelasten overheidsschuld:
Rente die betaalt moeten worden over de schuld.
Slide 58 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Is de Rijksbegroting in balans?
Staatsschuld groeit door lenen
Staatsschuld neemt af door aflossen van de schuld
2023 => 5 miljard aan rente
2025 => 8,7 miljard aan rente
Slide 59 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Hoe los je een begrotingstekort op?
Inkomstenkant:
belastingverhoging, daardoor nemen de belastinginkomsten toe.
Uitgavenkant:
bezuinigen. Door minder geld uit te geven, nemen de uitgaven af.
Wordt er niets gedaan, dan zal de overheidsschuld toenemen.
Slide 60 - Tekstslide
Wat doet de overheid niet om een begrotingstekort op te vangen?
A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen
Slide 61 - Quizvraag
7.3 Tekort of overschot
Aan de slag!
Maken opgave:
Slide 62 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Wat is de rol van Europa?
Nederland is lid van de Europese Monetaire Unie (EMU). Dit is de groep landen die met de euro betaalt.
Slide 63 - Tekstslide
Slide 64 - Video
7.3 Tekort of overschot?
Wat is de rol van Europa?
In het Stabiliteits- en Groeipact staan de afspraken van de EMU:
Begrotingstekort moet kleiner zijn dan 3% van het bbp.
Overheidsschuld moet kleiner zijn dan 60% van het bbp.
Slide 65 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Wat is de rol van Europa?
Het bruto binnenlands product (bbp) is de totale productie van een land bij elkaar opgeteld.
Houdt een land zich niet aan de afspraken, dan kan het land in financiële problemen komen, wat de stabiliteit van de EMU in gevaar kan brengen.
Slide 66 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot?
Rekenen met indexcijfers
Een indexcijfer geeft inzicht in een procentuele verandering ten opzichte van een afgesproken periode. Deze periode noem je het basisjaar.
Slide 67 - Tekstslide
Slide 68 - Video
7.3 Tekort of overschot? (VWO)
Kan een land failliet gaat?
Schuldquote: overheidsschuld uitgedrukt in een percentage van het totale inkomen van een land.
Een land gaat failliet als het niet meer in staat is om de schulden af te lossen of de rente over de schulden te betalen.
Slide 69 - Tekstslide
7.3 Tekort of overschot? (VWO)
Kan een land failliet gaat?
Gevolgen failliet gaan:
Kredietverschaffers zijn hun geld kwijt.
Grote werkloosheid en armoede.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) helpt landen om uit de financiële crisis te komen. Ze geven geld als het land economische hervormingen wil doorvoeren.
Slide 70 - Tekstslide
Frietprijs 2016 - €3,10 - indexcijfer 100 2017 - €3,00 - indexcijfer ? Bereken het indexcijfer van 2017
Slide 71 - Open vraag
Patatprijs 2020 €3,10 indexcijfer 100 2021 €3,60 indexcijfer ? Bereken het indexcijfer van 2021