H4 Thema 5 B5 Neurale Regulatie deel 2

Thema 5 Regeling

B5
Neurale regulatie
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Regeling

B5
Neurale regulatie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt

  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen B5
- Impulsgeleiding                                                                 - Sprongsgewijze impulsgeleiding
- Rustpotentiaal                                                                    - Impulsoverdracht
- Ionenpomp/Ion-kanaal                                                   - Neurotransmitter
- Drempelwaarde
- Actiefase
- Herstelfase
- Alles-of-niets principe
- Prikkeldrempel
- Impulssterkte
- Impulsfrequentie

Slide 3 - Tekstslide

gevoelszenuwcellen
bewegingszenuwcellen
schakelcellen
zintuigen
vlakbij
spieren en klieren
deels in
binnen
geheel in

Slide 4 - Sleepvraag

Bij welke zenuwcel loopt de
impuls van
het CZ naar een spier of klier?
A
gevoelszenuwcel
B
schakelcel
C
bewegingszenuwcel

Slide 5 - Quizvraag

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is de verdeling van ionen binnen en buiten de cel voordat een impuls plaats heeft gevonden?
A
Veel kalium buiten de cel en veel natrium binnen de cel
B
Veel natrium buiten de cel en veel kalium binnen de cel
C
Veel natrium en kalium buiten de cel en veel negatieve ionen binnen de cel
D
Veel natrium en kalium binnen de cel en veel negatieve ionen buiten de cel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de verdeling van ionen nadat een impuls net heeft plaatsgevonden?
A
Veel natrium binnen de cel en veel kalium buiten de cel
B
Veel kalium in de cel en veel natrium buiten de cel
C
Veel kalium en natrium binnen de cel
D
Veel natrium en kalium buiten de cel

Slide 8 - Quizvraag

schakelcel
synaps
bewegingszenuwcel
gevoelszenuwcel

Slide 9 - Sleepvraag

sensorische neuron
cellichaam sensorische neuron
schakelcel
motorische neuron
synaps in spier
synaps
zintuigcel

Slide 10 - Sleepvraag

ruggenmerg
bewegingszenuwcellen
schakelcellen
witte
uitlopers
gleuf
zenuwknopen
gevoelszenuwcellen

Slide 11 - Sleepvraag

Iemand fietst dronken de bosjes in. Welke onderdelen van het CZ zijn verlamd door de alcohol?
A
Kleine en grote hersenen
B
Kleine hersenen en ruggenmerg
C
Kleine hersenen en hersenstam
D
Grote hersenen en hersenstam

Slide 12 - Quizvraag

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 13 - Quizvraag

Plaats de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Pijnprikkel in je bovenarm
1
2
3
4
5
6
7
Neurotransmitters komen op spier terecht
impuls naar motorische zenuwcel
impuls naar eerste schakelcel
Ontstaan impuls in Sensorische zenuwcel
Armspier trekt samen
Impuls naar bewegingscentra
Impuls naar  gevoelscentra grote hersenen

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Impulsgeleiding
Vindt plaats door ion-kanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 17 - Tekstslide

Impulsgeleiding
  • Een impuls in een zenuwcel begint als er neurotransmitters binden aan de receptor in de synaptische spleet
  • Dit leidt tot het 1 voor 1 opengaan van de ion-kanalen
  • Het opengaan van ion-kanalen zorgt voor transport van positief geladen ion over het membraan waardoor het potentiaal van het membraan verandert.
  • Iedere zenuwcel heeft een drempelwaarde: Als de potentiaal hoger wordt dan -50 mV ontstaat er een impuls
  • De afbeelding rechts laat zien wat er gebeurt met het membraanpotentiaal zodra een impuls plaatsvindt. 

Slide 18 - Tekstslide

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaalt prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel is, hoe meer impulsen er per seconde worden gegenereerd (hogere impulsfrequentie)

  • Bijvoorbeeld: 
       - hard geluid = veel  
          impulsen per seconde
        - zacht geluid = weinig impulsen  
           per seconde

Slide 19 - Tekstslide

Het nut van een myelineschede (1)
Zonder myelineschede:
  • Impulsen worden geleid door het opengaan van ionkanalen
  • Ionkanalen reageren op de elektrische lading 
  • Als op plaats P de ionkanalen opengaan, ontstaat er een impuls
  • Het opengaan zorgt voor een verandering in elektrische lading op plaats Q
  • Hierdoor gaan op plaats Q de ionkanalen open
  • Op deze manier wordt een impuls stapsgewijs doorgegeven over het hele axon

Slide 20 - Tekstslide

De nut van een myelineschede (2)
Met myelineschede:
  • Stapsgewijze impulsgeleiding is echter best wel traag
  • Alleen bij insnoeringen ionentransport
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongs-gewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 21 - Tekstslide

Neurotransmitter in synaps en impulsoverdracht

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Neurotransmitters en impulsoverdracht
  • Impulsen worden tussen zenuwcellen overgegeven door neurotransmitters
  • Neurotransmitters binden aan receptoren
  • Deze receptoren zijn ion-kanalen voor Na+ die open gaan, zodra een neurotransmitter eraan bindt
  • Het opengaan van deze receptor ion-kanalen zorgt ervoor dat er een verandering optreedt in elektrische lading
  • Verandert de elektrische lading naar boven de drempel-waarde  dan wordt de impuls doorgegeven
  • Als de neurotransmitter los laat/afgebroken wordt door enzymen, gaan de ion-kanalen weer dicht

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden (1)
Alcohol: 
- Waarnemingsvermogen en reactievermogen wordt aanzienlijk minder.
- Sensorische en motorische impulsgeleiding wordt geremd (inhiberend)
- Impulsoverdracht in bepaalde synapsen in de hersenen vermindert.

Morfine, heroïne (pijnstillers):
- Verhindert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen.
- Impulsen die in de hersenen pijngewaarwording veroorzaken kunnen niet ontstaan.

Nicotine:
- Stimuleert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen (exciterend)

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeelden (2)
Neurotransmitter dopamine:
- Te grote productie van dopamine in bepaalde zenuwcellen --> Schrizofrenie
- Te weinig productie --> Parkinson

Gif zwarte weduwe (spin):
- massale afgifte neurotransmitter acetylcholine
- spierspasmen


Er kan gewenning optreden: Steeds meer stof nodig om hetzelfde effect te bereiken.

Slide 26 - Tekstslide

Summatie

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Neurotransmitters
  • Stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden
  • Meer dan 50 verschillende stoffen 
  • Vooral in de hersenen veel verschillende
  • Kunnen stimulerend of juist remmend werken op de impulsgeleiding of impulsoverdracht

Slide 30 - Tekstslide

Geneesmiddelen en genotmiddelen
Mechanismen:
  • meer of minder afgifte neurotransmitters
  • neurotransmitters blijven langer of juist korter in synapsspleet doordat ze niet/minder snel of respectievelijk sneller worden afgebroken
  • imitatie neurotransmitter
  • blokkade van receptor
  • stimuleren van receptor 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Sleepvraag

Bij een actiepotentiaal
gaan...
A
Eerst Na-ionen naar buiten en daarna K-ionen naar binnen
B
Eerst Na-ionen naar binnen en daarna K-ionen naar buiten
C
Eerst K-ionen naar buiten en daarna Na-ionen naar binnen
D
Eerst K-ionen naar binnen en daarna Na-ionen naar buiten

Slide 35 - Quizvraag

Hoe heet het minder negatief worden van de membraanpotentiaal tijdens een actiepotentiaal?
A
depolarisatie
B
repolarisatie
C
plateaufase
D
actiepotentiaal

Slide 36 - Quizvraag

Een sterkere prikkel leidt tot
A
hogere actiepotentiaal
B
hogere impulsfrequentie
C
hogere impulssterkte

Slide 37 - Quizvraag

hypofyse
hypothalamus
meer ADH
minder ADH
Als je lang niet hebt gedronken, dan
de osmotische waarde van je bloed. Hierdoor gaat de
                                                                                 produceren.
De permeabiliteit van de verzamelbuisjes wordt door dit hormoon                           , hierdoor wordt er                            water                                       uit de voorurine.

stijgt
daalt
groter
kleiner
meer
minder
gefiltreerd
geresorbeerd

Slide 38 - Sleepvraag

Maak de opdracht 39 t/m 42
Lees de context 'Honing en straatvuil'

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link