Herhaling Hoofdstuk 5

Herhaling Hoofdstuk 5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nederland is een handelsland
We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.

We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland.
De import van goederen en diensten kost ons geld. Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export.



Slide 3 - Tekstslide

Importeren

Slide 4 - Sleepvraag

Exporteren

Slide 5 - Sleepvraag

Waarom zou je importeren?

Slide 6 - Tekstslide

Redenen om te importeren
  •  goedkoper 
  • betere kwaliteit 
  • grondstoffen komen niet /weinig voor in NL
  • ons klimaat is er niet geschikt voor
  • Nederlandse consumenten willen keuze tussen verschillende producten en merken

Slide 7 - Tekstslide

Wederuitvoer
"goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland"
De ingevoerde producten zijn dan maar kort in Nederland

                                  

                                      haven Rotterdam

Slide 8 - Tekstslide

Internationale handel belangrijk?
Als je wil bepalen hoe belangrijk de internationale handel is voor ons land dan vergelijk je de invoerwaarde of de uitvoerwaarde met het nationaal inkomen.

Nationaal inkomen = het inkomen van alle inwoners van Nederland bij elkaar opgeteld

Slide 9 - Tekstslide

Importwaarde en exportwaarde
importwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per stuk

Exportwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per stuk

Een land koopt 3 miljoen kilo bananen in tegen een prijs van € 1,00 per kilo

Importwaarde = 3.000.000 x € 1,00 = € 3.000.000,-

Slide 10 - Tekstslide

Importquote
importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we importeren/invoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale invoer is 
485 miljard euro. 
Dan is de importquote = 485 miljard : 680 miljard x 100% = 71,3 %

Slide 11 - Tekstslide

Exportquote
exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we exporteren/uitvoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale uitvoer is
540 miljard euro.
Dan is de exportquote = 540 miljard : 680 miljard x 100% = 79,4 %

Slide 12 - Tekstslide

Wat zegt een import- of exportquote nou eigenlijk?
Aan de quotes kun je zien of internationale handel belangrijk is voor een land. Nederland heeft een hoge importquote en een hoge exportquote. Dit noem je ook wel een OPEN ECONOMIE

Landen die weinig invoeren en uitvoeren ten opzichte van hun nationaal inkomen hebben meer een GESLOTEN ECONOMIE

Slide 13 - Tekstslide

Betalingsbalans
Overzicht van de totale uitvoerwaarde (ontvangsten van het buitenland) en de totale invoerwaarde (uitgaven aan het buitenland)

Slide 14 - Tekstslide

Europese Unie
Dit zijn alle EU lidstaten. LET OP deze voeren niet allemaal de euro!

Slide 15 - Tekstslide

Interne markt
De interne markt betekent dat de lidstaten op economisch vlak met elkaar samenwerken:

  • Vrij verkeer van goederen en diensten (vrijhandel)
  • Vrij verkeer van personen (wonen en werken)
  • vrij verkeer van kapitaal (sparen en beleggen)

Slide 16 - Tekstslide

Verschillen -> oneerlijke concurrentie
Ondanks samenwerking zijn er onderling nog veel verschillen:
  • verschillende BTW tarieven en vennootschapsbelasting
  • Andere milieu regels

Harmonisatie = gelijktrekken van de verschillen tussen de lidstaten door de Europese commissie

Slide 17 - Tekstslide

EMU Europese Monetaire Unie
Landen binnen de Europese Unie die de euro hebben.  eurozone

ECB = Europese Centrale Bank:
  • waarde euro bewaken (prijsstabiliteit)
  • hoogte vd rente vaststellen die banken betalen bij lenen
  • omloop brengen van nieuwe bankbiljetten

Slide 18 - Tekstslide

ECB
Rente verhogen -> minder geleend -> minder uitgegeven -> minder productie -> minder werk -> minder vraag -> prijs daalt

ECB verlaagt de rente ->   

Slide 19 - Tekstslide

Protectiemaatregelen (of protectionisme of handelsbelemmeringen) zijn maatregelen die de EU neemt om de productie en werkgelegenheid van bedrijven in de EU te beschermen tegen concurrentie van buitenaf.​


Het tegenovergestelde van protectionisme is vrijhandel.
Protectiemaatregelen

Slide 20 - Tekstslide

Protectiemaatregelen

Slide 21 - Tekstslide

Vrijhandel
Veel mensen zijn voorstander van wereldwijde vrijhandel omdat zij verwachten dat door vrijhandel de welvaart overal kan toenemen.​
Daarom proberen landen afspraken te maken over het afschaffen van protectiemaatregelen 
(World Trade Organization/Wereld handelsorganisatie WHO)

(vrijhandel is dus het tegenovergestelde van protectie)

Slide 22 - Tekstslide

Globalisering
Bij de productie van goederen hebben steeds meer landen een aandeel daarin.

Dat komt door:
1. het openstellen van grenzen tussen landen.
2. technologische ontwikkelingen op het gebied van communicatie en transport
Deze toenemende vrije wereldhandel noem je globalisering.


Slide 23 - Tekstslide

Gevolg Globalisering
Toename van de internationale arbeidsverdeling

Dit betekent dat een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.

Slide 24 - Tekstslide

INTERNATIONALE Arbeidsverdeling

Slide 25 - Tekstslide

Nadelen Globalisering
  • Grote bedrijven verplaatsen hun productie naar lagelonenlanden. Vooral laaggeschoolde werknemers kunnen daardoor hun baan verliezen.
  • Het kan leiden tot ongelijke verdeling van de welvaart, want landen met een minder goede concurrentiepositie raken verder achterop.
  • Negatieve gevolgen voor het milieu.

Slide 26 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositieI
De internationale handel is belangrijk voor 
  • de werkgelegenheid 
  • economische groei van ons land
 Daarom moet Nederland zorgen voor een sterke internationale concurrentiepositie.

Dat betekent dat ons land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen. Daarvoor moeten we een goede kwaliteit goederen en diensten leveren tegen een aantrekkelijke prijs.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe kan Nederland een sterke internationale concurrentiepositie behouden?



Dat kan als Nederland blijft zorgen voor goed onderwijs, goede gezondheidszorg, een goede infrastructuur en voldoende investeringen in innovaties.

Slide 28 - Tekstslide

Onthoud!
Wat betekent een hoge wisselkoers van de dollar bij import?
GEVOLG IMPORT -> consumenten moeten meer betalen voor geïmporteerde producten uit Amerika-> import zal dalen
 
wat betekent een hoge wisselkoers van de dollar bij export?
GEVOLG EXPORT: de exportprijzen dalen omdat je voor je dollars meer euro’s krijgt dus export wordt goedkoper -> stijgt de export 

Slide 29 - Tekstslide