Op tafel: Ipad (plat), schrift voor aantekeningen en pen!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
HH 6.2 t/m 6.4
Op tafel: Ipad (plat), schrift voor aantekeningen en pen!
Slide 1 - Tekstslide
Routeplanner
Klassenlijst
Video Vikingen met kijkvragen
Quizvragen vorige les
HW opdrachten nabespreken, vragen 2A, 5A+B en 7
HH vorige les en paragrafen 6.2 t/m 6.4
Vakvaardigheid betrouwbaarheid bronnen
Maken 6.6. Invulsamenvatting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen deze les:
Zie de leerdoelen vorige lessen, leerdoelen staan per paragraaf in het oranje blokje bovenaan de tekst.
Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen controleren aan de hand van auteur, inhoud en tijd.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog van de Noormannen?
Slide 4 - Woordweb
Video met kijkvragen
Lees de vragen op je vragenblad goed door
Tijdens de video beantwoord je de vragen
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Hoe zag een viking eruit? Sleep het plaatje naar het juiste vak,
Verzonnen / niet waar
Feit / waar
Slide 7 - Sleepvraag
De Vikingen kwamen van IJsland.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Waarom was het voor de Vikingen makkelijk om kloosters te veroveren?
Slide 9 - Open vraag
Geef twee redenen waarom de verteller niet meer ging veroveren.
Slide 10 - Open vraag
Wijs het juiste leefgebied van de Vikingen aan op de kaart.
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de afbeeldingen naar het juiste vak. Kies of de afbeelding een oorzaak of gevolg is van de komst van de vikingen.
Oorzaak
Gevolg
Slide 12 - Sleepvraag
Welke landen hebben de Vikingen allemaal ontdekt?
A
Walhalla - IJsland - Amerika
B
IJsland - Groenland - Amerika
C
Walhalla - IJsland - Groenland
D
Walhalla - Groenland - Amerika
Slide 13 - Quizvraag
Betrouwbaarheid bronnen:
Als historicus gebruik je bronnen om het verleden te onderzoeken. Belangrijk is dat je deze bronnen op waarde kunt schatten. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar, bijvoorbeeld omdat mensen overdrijven of dingen weglaten. Hoe weet je welke bronnen wel en niet betrouwbaar zijn?
Wanneer? Een bron is betrouwbaar als de auteur betrouwbaar is, de tekst of inhoud betrouwbaar is en de tijd betrouwbaar is.
Vakvaardigheid:
Slide 14 - Tekstslide
Hoe en wat betrouwbaarheid:
Auteur:Wie heeft de bron geschreven? Is deze persoon onafhankelijk en objectief of heeft hij er belang bij iets mooier of slechter uit te beelden?
Tekst/Inhoud:Wat staat er in de bron of wat is er te zien op de afbeelding? Klopt dit met wat je geleerd hebt? Zijn het vooral meningen of feiten?
Tijd: Is de bron afkomstig van een ooggetuige of is het pas later opgeschreven?
Vervolgens moet je goed uit kunnen leggen wat je conclusie is, argumenteren noemen we dat
Slide 15 - Tekstslide
Betekenis:
Onafhankelijk: je zit nergens of aan niemand vast
Objectief: alleen letten op feiten
Feit versus mening:
Feit = iets dat vast staat
Mening = iets wat iemand ergens van vindt
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk
Maken 6.6. Invulsamenvatting, je maakt: nummers 1 t/m 4, dat is tot en met opdracht 9