Spelling aan elkaar/ los en tussenletter

Welkom!
Pak alvast: leesboek, laptop
Laptops blijven nog dicht
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: leesboek, laptop
Laptops blijven nog dicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Lezen
Boek invullen boekenlijst (!)
Spelling 

Slide 2 - Tekstslide

Boek 1

  • Boekopdracht woensdag 27 september in de les
  • Boekenlijst Classroom: nu boektitel + schrijver invullen 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wanneer je tussen de delen van een samenstelling een -s- een -e- of -en- schrijft.
  • Je weet wanneer je woorden aan elkaar of los moet schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Boordevol of boordenvol?
Dichtbij of dicht bij?

Slide 5 - Tekstslide

Een -s toevoegen
  • Als je een -s- hoort, dan schrijf je die ook:
    machtsvertoon, passagierslijst
  • Soms begint het tweede deel met een s-klank
  • Test: vervang het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging ook hoort:
    machtsstrijd, want machtsvertoon
    staatsschuld, want staatskas

Slide 6 - Tekstslide

-en- toevoegen?


  •  Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden:
    berenkuil, vriendendienst, muizenval

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf geen -en- (soms wel alleen -e-) in deze gevallen:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud:
    roggebrood, rijstepap
  • Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is:
    zonnestraal
  • Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s i.p.v. -en:
    aspergesoep of aspergensoep? ziektekiem of ziektenkiem?
  • Aspergesoep (mv: 2 asperges). Ziektekiem (mv: ziekten óf ziektes!)
  • Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, huilebalk
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los
  • Samenstellingen schrijf je in het Nederlands in het algemeen aan elkaar. Soms komt er een liggend streepje tussen de delen. 
  • Bij twijfel: aan elkaar!

Slide 9 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
  • Samenstellingen van twee of drie woorden
  • Deurbel, vakantiehuis, lagelonenland
  • Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend
  • Vijfenveertig, zeshonderdvijftig, dertienduizend
  • Maar: tien miljoen, drie miljard

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
  • Combinaties van een voorzetsel en een bijwoord
  • Hij woont hier heel dichtbij.
  • Let op: als ná het voorzetsel een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord volgt, schrijf je voorzetsel en bijwoord los:
  • Hij woont dicht bij mij. Hij woont dicht bij het winkelcentrum.

Slide 11 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
  • Combinaties van of twee voorzetsels 
  • Voorin, achterop
  • Let op: als ná het voorzetsel een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord volgt, schrijf je de voorzetsels los:
  • Max zat boven op hem.
  • Bij lange reizen zit Els graag voor in de bus, want achterin wordt ze altijd misselijk.

Slide 12 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
  • Voornaamwoordelijke bijwoorden; die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel:
  • Hieraan, waarvoor, erdoorheen, daartegenover 

Slide 13 - Tekstslide

Let op
  • De regel geldt niet voor ‘voorzetsels’ die deel uitmaken van samengestelde werkwoorden als inpakken of afhangen:
  • Maak je de surprise thuis en pak je die daar in? Nou, dat hangt ervan af.
  • Het cadeautje lag eerst op de tafel, maar het viel ervanaf

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen: 7.7 & 7.8
  • Online methode: editie 7, havo 4
  • Classroom: opdrachten, schema en antwoorden 
  • Eerst 10 minuten in stilte
  • Daarna mag je overleggen

Slide 15 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende les: lezen & verder met opdrachten spelling

Slide 16 - Tekstslide