3.1 Waarneming: je eten bederft

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.1 Waarneming: je eten bederft
H3: Onderzoek doen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.1 Waarneming: je eten bederft
H3: Onderzoek doen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1
1. Je legt uit hoe voedselinfectie en voedselvergiftiging ontstaan.
2. Je beschrijft de kenmerken, voortplanting en verspreiding van micro-organismen en virussen. 
3. Je legt uit hoe je voedselinfectie door micro-organismen en virussen kunt tegengaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Voedselinfectie
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel. De besmetting kan klachten (misselijkheid en darmklachten) geven.

Voedselvergiftiging
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel, maar nu geven de micro-organismen toxinen af die je ziek maken.

Slide 3 - Tekstslide

Voedselinfectie
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Micro-organismen: kun je niet zien met het blote oog. 
Vaak wel met een lichtmicroscoop. 

Slide 4 - Tekstslide

Voedselinfectie
Schimmels of bacteriën die op voedsel gaan zitten zijn heterotroof.

Ze zijn voor hun organische stoffen afhankelijk van andere organismen.

Slide 5 - Tekstslide

Anorganische stoffen
Organische stoffen
kleine eenvoudige moleculen
grote ingewikkelde moleculen
bevat geen C-atomen (behalve CO, CO2)
Bevat minimaal één C-atoom, één H-atoom én één O-atoom
water (H2O), Zoutzuur (HCl), alle zouten en mineralen
Glucose (C6H12O6), vetzuren, eiwitten, aminozuren, DNA enz.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wat zijn ongunstige omstandigheden voor bacteriën? Noem er minstens 2!

Slide 8 - Open vraag

Een bepaald soort bacteriën deelt zich ieder half uur.
Je start met 1 bacterie in een petrischaaltje.
Hoeveel zijn er na 5 uur? Geef alleen het hele getal.

Slide 9 - Open vraag

Bacteriën
Vermeerderen zich
door ongeslachtelijke 
voortplanting (mitose) 
bij gunstige omstandigheden.
Alle bacteriën in een kolonie zijn genetisch identiek aan elkaar, ze zijn elkaars klonen.
BINAS 79A

Slide 10 - Tekstslide

Bacteriën
Onder ongunstige
omstandigheden
vormen ze sporen.
In een spore staan de levensprocessen stil. De spore vormt weer een levende bacterie als de omstandigheden weer goed zijn.
BINAS 79A

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Voortplanting
Schimmels - Meestal ongeslachtelijk d.m.v. sporen
Schimmels groeien door 'draadvorming' -> lange draden van 1 cel dikte. Vormen een netwerk (Mycelium)
Verteren voedsel extracellulair (buiten de cel), en nemen voedingsstoffen op



Slide 13 - Tekstslide

Een schimmel kan zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Schimmels
Vormen lange draden
van 1 cellaag dik.
Die schimmeldraden heten
mycelium. Schimmels kunnen zich ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten.
Ééncellige schimmel = gistcel
Meercellige schimmel = vb. paddenstoel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bacteriën en schimmels herkennen
Laten groeien (kweken) op een voedingsbodem.
  • Uiterlijk blote oog/ lichtmicroscoop
  • Op welke voedingsbodem groeien ze wel/ niet
  • DNA

Slide 17 - Tekstslide

BINAS 78
De 4 RIJKEN

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de reden dat we virussen niet onder de 'levende natuur' benoemen

Slide 19 - Open vraag

Virussen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Virussen
Erfelijk materiaal
(RNA of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van een gastheercel.


BINAS 77 A-B-C-D

Slide 22 - Tekstslide

Waar bevindt zich het erfelijk materiaal bij bacteriën,
schimmels en virussen?
A
Bij alledrie in de celkern
B
Bij alledrie in het cytoplasma
C
Bij bacteriën in het cytoplasma, bij schimmels in de celkern en bij virussen in de eiwitmantel
D
Bij bacteriën en schimmels in de celkern en bij virussen in de eiwitmantel

Slide 23 - Quizvraag

Levenskenmerken zijn:
1-beweging, 2-groei, 3-voortplanting, 4-stofwisseling en 5-reageren op prikkels.
Welk of welke van deze levenskenmerken is of zijn NIET van toepassing op een virus.

A
alleen 1 en 2
B
alleen 3 en 4
C
alleen 4 en 5
D
1, 2, 4 en 5

Slide 24 - Quizvraag

Virussen kunnen slechts de gastheercel ertoe aanzetten om nieuwe virussen te maken, dus de virussen laten zich voortplanten / vermeerderen.

Slide 25 - Tekstslide

Voedselinfectie voorkomen
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Hygiënisch werken: 
  • handen wassen
  • kruisbesmetting voorkomen (scheiden)

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk

Lees 3.1 - bekijk nogmaals de LessonUp van 3.1
Bekijk de planning in de Jaarbijlage in SOM

Slide 27 - Tekstslide