P1, les 2 - NED GRAM 2F+3F

Periode 1, les 2 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 1, les 2 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen: 
§ 3.1 
Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd juist.

Venijnige woordendictee
De student oefent met de spelling van moeilijke horeca gerelateerde woorden.

Oefening standbeeld
De student beeld werkwoorden uit. 


    

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij al over
'de persoonsvorm in de tt'?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Om de persoonsvorm goed te spellen, heb je de ik-vorm van het werkwoord nodig. De ik-vorm is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ komt te staan:

• maken → ik maak → de ik-vorm van maken is maak.
• vinden → ik vind → de ik-vorm van vinden is vind.

In de tegenwoordige tijd spel je de persoonsvorm op drie manieren: ik-vorm, ik-vorm+t, hele werkwoord.


Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
Voorbeeld 
Enkelvoud
Ik-vorm
* bij 'ik'
* voor je / jij
* bij gebiedende wijs
Ik maak
Maak jij
Maak een planning.

Ik-vorm + t
* in de andere gevallen
Jij maakt
Dirk maakt
Maakt zij
Meervoud
Hele werkwoord
Wij / jullie / zij / de studenten ....

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik een vorm van het werkwoord lopen om te horen of er een -t achter de ik-vorm komt.
Loop je? > Je schrijft dus ook Vind je?
Loopt je zus? Je schrijft dus ook Vindt je zus?

Voorbeelden (de persoonsvorm is onderstreept)
Ik vind deze film geweldig.
Wanneer beantwoord je (=jij) die e-mail?
Onthoud goed wat ik heb gezegd!
Wordt je (=jouw) manager ook geïnterviewd door die journalist?
Jasmine rijdt op een nieuwe scooter.

De spellingcontrole op je computer herkent niet alle fouten in de werkwoordspelling. Controleer je werkwoordspelling dus ook altijd zelf!


Slide 7 - Tekstslide

Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. 
Van twee enkelvoudige zinnen kun je één samengestelde zin maken. 
Een samengestelde zin heeft dus twee of meer persoonsvormen. 

Enkelvoudige zinnen:
Hij vriest de vis in
Dan blijft hij nog drie maanden goed.

Samengestelde zin:
 Als je deze vis nu invriest, blijft hij nog zo'n drie maanden goed.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oefening standbeeld

* De studenten lopen rond in het lokaal.
* De docent zegt een werkwoord.
* De studenten staan stil en beelden het woord dat je gezegd hebt uit.          

Voorbeelden:
zwemmen, hardlopen, eten, drinken, fietsen, judoën, wandelen, kruipen, lezen, schrijven, bier tappen, gamen, zagen, slapen.           




    

Slide 11 - Tekstslide

Hoe goed ben jij in spelling?
Laten we dat eens bekijken!

Welk woord is goed gespeld?
Antwoord zo goed en snel mogelijk.
Succes!


    

Slide 12 - Tekstslide

1. Welk woord is goed gespeld?
A
absinth
B
absint
C
abzinth
D
abzint

Slide 13 - Quizvraag

2. Welk woord is goed gespeld?
A
afhaalchinees
B
afhaalChinees
C
afhaal-chinees
D
afhaal-Chinees

Slide 14 - Quizvraag

3. Welk woord is goed gespeld?
A
à-la-carte
B
a-la-carte
C
à la carte
D
a la carte

Slide 15 - Quizvraag

4. Welk woord is goed gespeld?
A
à-la-carterestaurant
B
a-la-carterestaurant
C
à la carterestaurant
D
a la carterestaurant

Slide 16 - Quizvraag

5. Welk woord is goed gespeld?
A
alchohol houden
B
alchoholhoudend
C
alcohol houdend
D
alcoholhoudend

Slide 17 - Quizvraag

6. Welk woord is goed gespeld?
A
all in prijs
B
allin prijs
C
all-inprijs
D
all-in prijs

Slide 18 - Quizvraag

7. Welk woord is goed gespeld?
A
a merk
B
A merk
C
a-merk
D
A-merk

Slide 19 - Quizvraag

8. Welk woord is goed gespeld?
A
antiaanbaklaag
B
anti aanbaklaag
C
anti aanbak laag
D
anti-aanbaklaag

Slide 20 - Quizvraag

9. Welk woord is goed gespeld?
A
a-peritief
B
aperitief
C
a peritief
D
aperi-tief

Slide 21 - Quizvraag

10. Welk woord is goed gespeld?
A
apfelstrudel
B
Apfelstrudel
C
apfelstrüdel
D
Apfelstrüdel

Slide 22 - Quizvraag

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3):
 
2F – Gram/spell 3.1 Opdracht 1                        2F – Gram/spell 3.1 Opdracht 5   
2F – Gram/spell 3.1 Opdracht 2                       2F – Gram/spell 3.1 Extra opdracht 1     
2F – Gram/spell 3.1 Opdracht 3                          




    
2F niveau

Slide 23 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3)

3F – Gram/spell 3.1 Opdracht 1                                3F – Gram/spell 3.1 Oefenopdracht 2 
3F – Gram/spell 3.1 Extra opdracht 1                      3F – Gram/spell 3.1 Oefenopdracht 3 
3F – Gram/spell 3.1 Oefenopdracht 1                         




    
3F niveau

Slide 24 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er een aantal stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 25 - Tekstslide

De uitleg van deze les
was duidelijk voor mij.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 26 - Poll

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 27 - Poll

Ik weet wat ik nu verder nog
moet doen en/of afmaken voor deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 28 - Poll

Ik heb op dit moment geen vragen meer
over deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 29 - Poll

Extra oefenen:

*Moeite met spelling?
Maak dan de oefeningen van Beter Spellen (niveau 2F + 3F).
Hier staan elke dag 4 nieuwe vragen.
Je kunt meteen controleren of jouw antwoorden goed/fout zijn en waarom!
 
*Heb je de theorie niet goed begrepen?
Bekijk bij Screencasts nogmaals de uitleg van deze paragraaf (3.1 Pv in de tegenwoordige tijd).
 
*Wil je extra oefenen met de lesstof?
Bij Trainers Werkwoordspelling vind je nog wat extra spellingsoefeningen die gericht zijn op wat je dit hoofdstuk hebt behandeld. Heel handig als je moeite hebt met werkwoordspelling dus!



Slide 30 - Tekstslide