P1, les 4 - NED GRAM 2F+3F

Periode 1, les 4 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.4  Engelse werkwoorden
Oefentoets hoofdstuk 3

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’
 


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 1, les 4 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 3: Werkwoordspelling
§ 3.4  Engelse werkwoorden
Oefentoets hoofdstuk 3

Online terug te vinden onder het kopje ‘Gram3’
 


Slide 1 - Tekstslide

Oefening woordenstroom

* Zoek een maatje. Dit spel speel je in tweetallen. 
* Duo 1, 3, 5, 7, 9 bedenken zoveel mogelijk woorden in de categorie: MENUKAART.
* Duo 2, 4, 6, 8, 10 bedenken zoveel mogelijk woorden in de categorie: DRANKENKAART.
* Elk duo krijgt 5 minuten om te overleggen.
* Vervolgens worden er viertallen gemaakt: duo 1+2, duo 3+4, duo 5+6, etc.
* Duo 1 houdt het blaadje met woorden uit het zicht van duo 2 en vertelt wat hun categorie was. 
* Duo 2 krijgt twee minuten de tijd om zoveel mogelijk woorden uit de betreffende categorie te raden. Duo 1 zet een vinkje achter elk geraden woord. 
* Daarna draaien de rollen om en mag duo 1 raden welke woorden duo 2 heeft opgeschreven. 

Welk duo weet de meeste woorden van het lijstje van hun tegenstanders te raden? 





    

Slide 2 - Tekstslide

Welke woorden hebben jullie verzonnen voor 'MENUKAART'?

Slide 3 - Open vraag

Welke woorden hebben jullie verzonnen voor 'DRANKENKAART'?

Slide 4 - Open vraag

Lesdoelen:

§ 3.4 - Je spelt Engelse werkwoorden juist.
 
Oefentoets hoofdstuk 3 - Deze maak je om te controleren of je de stof van het hoofdstuk voldoende beheerst. Afhankelijk van je resultaten krijg je extra uitleg en opdrachten.

Venijnige woordendictee
De student oefent met de spelling van moeilijke horeca gerelateerde woorden.

Oefening woordenstroom
De studenten noemen in korte tijd zoveel mogelijk woorden uit een bepaalde categorie.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet jij al over
'Engelse werkwoorden'?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Engelse werkwoorden spel je op dezelfde manier als Nederlandse zwakke werkwoorden:
§ 3.4 Engelse werkwoorden
Ik-vorm+t
Ik-vorm+te(n) of +de(n)
Hele werkwoord
Ik-vorm
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooid deelwoord
bloggen
blog
ik blog
jij blogt
ik blogde
wij blogden
geblogd
hacken
hack
ik hack
jij hackt
ik hackte
wij hackten
gehackt
upgraden
upgrade
ik upgrade
jij upgradet 
ik upgradede
wij upgradeden
geüpgraded

Slide 8 - Tekstslide

Bij een aantal Engelse woorden laat je de -e staan, omdat je het woord anders verkeerd uitspreekt:
sharen: ik share – jij sharet, ik sharede, ik heb geshared (en dus niet ‘ik shar’)
racen: ik race – jij racet, ik racete, ik heb geracet (en dus niet ‘ik rac’)

Engelse werkwoorden die je op zijn Nederlands uitspreekt, krijgen geen dubbele medeklinker: stressen – streste – gestrest.
Als werkwoorden op zijn Engels worden uitgesproken, dan houden ze de dubbele medeklinker: passen – passte – gepasst.

Gebruik een woordenboek of woordenlijst als je Engelse werkwoorden spelt.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe goed ben jij in spelling?
Laten we dat eens bekijken!

Welk woord is goed gespeld?
Antwoord zo goed en snel mogelijk.
Succes!


    

Slide 12 - Tekstslide

1. Welk woord is goed gespeld?
A
biskuit-je
B
biskuitje
C
biscuit-je
D
biscuitje

Slide 13 - Quizvraag

2. Welk woord is goed gespeld?
A
bistroos
B
bistros
C
bistro’s
D
bistroo’s

Slide 14 - Quizvraag

3. Welk woord is goed gespeld?
A
Bock bier
B
Bockbier
C
bock bier
D
bockbier

Slide 15 - Quizvraag

4. Welk woord is goed gespeld?
A
bordoo
B
Bordoo
C
bordeaux
D
Bordeaux

Slide 16 - Quizvraag

5. Welk woord is goed gespeld?
A
bouilabaisse
B
bouilabaise
C
bouillabaise
D
bouillabaisse

Slide 17 - Quizvraag

6. Welk woord is goed gespeld?
A
brockoli
B
brokkoli
C
broccoli
D
broccolie

Slide 18 - Quizvraag

7. Welk woord is goed gespeld?
A
kakao
B
cakao
C
kacao
D
cacao

Slide 19 - Quizvraag

8. Welk woord is goed gespeld?
A
cafees
B
cafes
C
cafés
D
cafe’s

Slide 20 - Quizvraag

9. Welk woord is goed gespeld?
A
café-au-lait
B
cafe-au-lait
C
cafe au lait
D
café au lait

Slide 21 - Quizvraag

10. Welk woord is goed gespeld?
A
cafeïnevrij
B
cafeïne vrij
C
cafeïne-vrij
D
cafeinevrij

Slide 22 - Quizvraag

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3):
 
2F – Gram/spell 3.4 Opdracht 1                         2F – Gram/spell 3.4 Opdracht 4 
2F – Gram/spell 3.4 Opdracht 2                        2F – Gram/spell 3.4 Extra Opdracht 1 
2F – Gram/spell 3.4 Opdracht 3                        2F – Gram/spell Oefentoets hoofdstuk 3 
                     




    
2F niveau

Slide 23 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad GRAM3):
 
3F – Gram/spell 3.4 Opdracht 1                         3F – Gram/spell 3.4 Opdracht 4 
3F – Gram/spell 3.4 Opdracht 2                        3F – Gram/spell 3.4 Extra Opdracht 1 
3F – Gram/spell 3.4 Opdracht 3                        3F – Gram/spell Oefentoets hoofdstuk 3 
                     




    
3F niveau

Slide 24 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er een aantal stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 25 - Tekstslide

De uitleg van deze les
was duidelijk voor mij.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 26 - Poll

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 27 - Poll

Ik weet wat ik nu verder nog
moet doen en/of afmaken voor deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 28 - Poll

Ik heb op dit moment geen vragen meer
over deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 29 - Poll

Extra oefenen:

*Moeite met spelling?
Maak dan de oefeningen van Beter Spellen (niveau 2F + 3F).
Hier staan elke dag 4 nieuwe vragen.
Je kunt meteen controleren of jouw antwoorden goed/fout zijn en waarom!
 
*Heb je de theorie niet goed begrepen?
Bekijk bij Screencasts nogmaals de uitleg van deze paragraaf (3.4 Engelse werkwoorden).  

*Wil je extra oefenen met de lesstof?
Bij Trainers Werkwoordspelling vind je nog wat extra spellingsoefeningen die gericht zijn op wat je dit hoofdstuk hebt behandeld. Heel handig als je moeite hebt met werkwoordspelling dus!



Slide 30 - Tekstslide