H13.2 - Chromatografie

Chromatografie 


NOVA H13 Analysetechnieken
H13.2 Chromatografie 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chromatografie 


NOVA H13 Analysetechnieken
H13.2 Chromatografie 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke verschillen in stofeigenschappen chromatografie berust
  • Je kunt uitleggen hoe met hulp van chromatografie de aanwezigheid van stoffen kan worden aangetoond 

Slide 2 - Tekstslide

Chromatografie
  • Scheidingsmethode
  • Veel toegepast in laboratoria
  • Wordt zowel kwalitatief als kwantitatief gebruikt
  • Er zijn verschillende typen chromatografie.......

Slide 3 - Tekstslide

Typen chromatografie
kolomchromatografie
papierchromatografie
dunnelaag chromatografie (TLC)
gaschromatografie (13.3)
vloeistofchromatografie

Slide 4 - Tekstslide

Op welk verschil in stofeigenschappen berust chromatografie?
A
oplosbaarheid in het oplosmiddel
B
aanhechtingsvermogen aan het oppervlak
C
oplosbaarheid en aanhechtingsvermogen
D
oplosbaarheid, aanhechtingsvermogen en nog iets anders

Slide 5 - Quizvraag

Papierchromatografie

Slide 6 - Tekstslide

Papierchromatografie
  • papier is hydrofiel (veel OH-groepen aan oppervlak) --> dus hydrofiele stationaire fase 
  • oplosmiddel = de loopvloeistof = mobiele fase 
  • stoffen in het mengsel bewegen mee met loopvloeistof
  • hydrofiele stoffen --> vaker in hydrofiele stationaire fase --> 
    bewegen minder ver 
 
 

Slide 7 - Tekstslide

INGEZOOMD:
één stof verdeelt zich over stationaire fase en mobiele fase
door verschil in bindingssterkte tussen deeltjes

verdelingsevenwicht

Slide 8 - Tekstslide

Dunne laag chromatografie
  • TLC = Thin Layer Chromatography
  • op kunststofplaatje wordt hydrofoob of hydrofiel dragermateriaal aangebracht
  • loopvloeistof is meestal een mengsel (bijv. aceton en hexaan of propaan-1-ol en water).
 
 

Slide 9 - Tekstslide

Dunne laag chromatografie
Rf = a / f
Rf = b / f
a = afstand die blauw heeft afgelegd
b = afstand die groen heeft afgelegd
f = afstand die loopvloeistof
      heeft afgelegd

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

OPGAVE 

Slide 12 - Tekstslide

OPGAVE 

Slide 13 - Tekstslide

OPGAVE 

Slide 14 - Tekstslide

OPGAVE 

Slide 15 - Tekstslide

Kolomchromatografie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

RETENTIETIJD
Zoek uit wat is de:
- polariteit van stationaire fase en loopvloeistof: hydrofiel of hydrofoob?
- polariteit van de stoffen in het mengsel: hydrofiel of hydrofoob?
Onthoud: soort zoekt soort! 
polair blijft langer bij de polaire fase
apolair blijft langer bij apolaire fase
polair: bijv -OH of -NH of -C=O of -C-Cl
(zoek eventueel verschil in elektronegativiteit op, Binas 40A)
apolair: C-H en aromatisch (ringstructuren, alleen Vander Waalsbindingen)

tijd die nodig is om een afstand af te leggen op papier, dunne laag of in kolom

Slide 18 - Tekstslide

Referentiestoffen
De verdeling van een stof over de stationaire fase en de mobiele fase is afhankelijk van o.a. temperatuur en samenstelling van het oplosmiddel. Om te kunnen bepalen welke stoffen er aanwezig zijn in het mengsel, moet je op hetzelfde chromatogram ook referentiestoffen laten meelopen. 

Een referentiestof is een stof waarvan je vermoedt dat hij in het mengsel aanwezig is
Chromatogram waarin is onderzocht of shampoo arginine en/of taurine bevat
zuivere arginine in 3 concentraties
zuivere taurine in 3 concentraties

Slide 19 - Tekstslide

VOORKENNIS: bindingen
  • hoe goed een stof kan oplossen (mengen) in het oplosmiddel (mobiele fase)
  • hoe sterk een stof aanhecht aan het oppervlak van de stationaire fase
-->  wordt bepaald door de
        
bindingen die de moleculen onderling vormen

Slide 20 - Tekstslide

Polaire atoombinding

Hoe bepaal je of een atoombinding polair is?

Slide 21 - Tekstslide

Polaire atoombinding

Slide 22 - Tekstslide

Polaire atoombinding
ΔEN>0,4

Slide 23 - Tekstslide

Polaire atoombinding
Gewone atoombinding
OH binding
CO binding
CH binding
NH binding
HH binding

Slide 24 - Sleepvraag

Dipoolmolecuul?
Niet alle moleculen met polaire atoombindingen vormen ook polaire moleculen (dipoolmoleculen).
Hoe bepaal je of een molecuul een dipoolmolecuul is?

Slide 25 - Tekstslide

DIPOOL molecuul
Een dipool molecuul heeft een            en een            kant.
Voorwaarden:
  • het molecuul heeft polaire atoombinding(en) en
  • het middelpunt van de            en het middelpunt van de  lading valt niet samen
--> Binas tabel 55AenB: dipoolmoment > 0  --> dipool
                                                   dipoolmoment = 0 --> geen dipool
δ+
δ
δ+
δ

Slide 26 - Tekstslide

Polair molecuul
(dipoolmolecuul)
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 27 - Sleepvraag

dipoolmolecuul
apolair molecuul
molecuul met OH/NH groep
ion-dipoolbinding
waterstofbruggen
vanderWaalsbinding
dipool-dipoolbinding

Slide 28 - Sleepvraag

Opdracht waterstofbruggen tekenen
  • Neem de structuurformule van PL over op papier
  • Geef weer hoe twee watermoleculen aan een PL-molecuul kunnen binden door middel van waterstofbruggen.
  • Teken de watermoleculen in structuurformules en geef de waterstofbruggen weer met - - - - -

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld van een goed antwoord

Slide 30 - Tekstslide

Welke binding komt voor tussen de moleculen in de volgende stoffen?
Dipool-dipool binding
Waterstofbruggen
Alleen vanderwaalskrachten
Water
Methaan
Ammoniak
Benzeen
waterstofchloride

Slide 31 - Sleepvraag

Zet waterstofbruggen, vanderwaalskrachten en dipool-dipool bindingen op volgorde van sterkste tot zwakste intermoleculaire kracht.

Slide 32 - Open vraag

Toenemende bindingssterkte

Slide 33 - Tekstslide

hydrofiel en hydrofoob
Maak een T-diagram in je schrift met "hydrofiel" en "hydrofoob"
  • Wat betekenen deze woorden?
  • zet de volgende woorden in de juiste kolom:
  • polair molecuul, apolair molecuul, vanderWaalsbinding, waterstofbruggen, ion-dipoolbinding, dipool-dipoolbinding

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

HUISWERK
  • Leren: principes chromatografie, doorlezen H13.2
  • Maken + nakijken opgaven: 9, 10, 11 en 13

Slide 36 - Tekstslide