5.4

Politiek- maatschappelijke stromingen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Politiek- maatschappelijke stromingen

Slide 1 - Tekstslide

Rijke burgers
arbeiders
SDAP
Liberale Unie
Vrijheid
Sociale kwestie oplossen

Slide 2 - Tekstslide

Vanaf 1848 wordt Nederland steeds democratischer...
1848 censuskiesrecht, ±12% van de mannen mag stemmen
1887 caoutchouc-artikel, ± 25% van de mannen mag stemmen
1917 algemeen kiesrecht mannen, passief kiesrecht vrouwen
1919 algemeen kiesrecht vrouwen  

1919 24 jaar en ouder
1965 21 jaar en ouder
1983 18 jaar en ouder

Slide 3 - Tekstslide

1870: Nieuwe Politieke stromingen
Doel = emancipatie van achtergestelde groepen

Wie zijn achtergesteld?
- arbeiders
- katholieken en protestanten
- vrouwen

Slide 4 - Tekstslide

1870 -> Nieuwe politieke stromingen
  1. ARP en RKSP = Confessionelen
  2. Liberale Unie
  3. SDAP = socialisten

=> Situatie: Vanaf 1850 begint in Nederland de industrialisatie
=> Gevolg: Sociaal-Economische veranderingen
=> Gevolg: Sociaal-Economische Kwestie
Scoiaal-economische veranderingen:
- verstedelijking
- arbeiders in steden
- groot verschil arm-rijk
- arbeiders hebben geen rechten
- afhankelijk van liefdadigheid
Sociaal-economische kwestie = het grote verschil tussen arm en rijk
Dit heeft alles te maken met de slechte woon- en leefomstandigheden van de arbeiders in de steden.

Slide 5 - Tekstslide

Liberalen
  • in 1848 nog geen politieke partij, maar meer een manier van denken
  • Toen de ARP, de RKSP en de SDAP ontstonden, richten ook zij een partij op = Liberale Unie
  • Vooral de rijkere burgers stemden op deze partij

Slide 6 - Tekstslide

Welke politieke stroming komt op voor de arbeiders?
  • Het socialisme
  • Doel = Oplossen sociale kwestie 
  • Hoe? -> algmeen mannenkiesrecht
  • Partij = SDAP
  • Leider = P.J. Troelstra
  • Sociaal-democraten willen dat de overheid zorgt voor de burgers
  • Tegenovergestelde van wat liberalen willen, zij willen juist zo min mogelijk ingrijpen van de overheid

Slide 7 - Tekstslide


Voor mannen werd in de 19e eeuw al veel geregeld maar voor vrouwen niet!

Slide 8 - Tekstslide

1900: opkomst Feminisme
  • Geen politieke partij maar verenigingen.
  • Doel = vrouwenkiesrecht + onderwijs voor vrouwen
  • Hoe: Vereniging voor Vrouwenkiesrecht + Vrije Vrouwenbeweging
  • Leiders: Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker
  • Gelukt? => JA -> In 1919 kregen vrouwen algemeen kiesrecht. Ook mochten vrouwen doorleren.

Het feminisme rond 1900 heet:
Eerste Feministische Golf
Aletta Jacobs: eerste meisje dat naar de universiteit ging en eerste vrouwelijke arts.
Wilhelmina Drucker: zij wilde complete gelijkheid tussen man en vrouw. Rond 1900 werkten vrouwen maar als ze getrouwd waren werden ze ontslagen of namen zelf ontslag. Wilhelmina wilde dat dit veranderde.

Slide 9 - Tekstslide

Politieke partijen gebaseerd op geloof = Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.

  • RKSP en ARP
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaalt.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 10 - Tekstslide