§4.2 Versnelling

§2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§2

Slide 1 - Tekstslide

Ga naar de website op de volgende dia en kies 'Wrijving'
  1. Oefen kracht uit op het voorwerp, hou de 'wrijving' in het midden. Wat zie je gebeuren?
  2. Wat gebeurt er met de snelheid als je stopt met kracht uitoefenen? En waarom gebeurt dat?
  3. Leg uit wat er gebeurt als er 'geen' wrijving is.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

De persoon oefent een kracht van 500 Newton uit op de kist. De wrijvingskracht is 94 Newton en werkt altijd in de tegengestelde richting van de beweging (naar rechts). 

De nettokracht is 500 - 94 = 406 Newton.

Als er een nettokracht op een voorwerp werkt, zal dit altijd versnellen of vertragen. Je kunt namelijk zien dat de snelheid namelijk steeds toeneemt als de persoon kracht blijft uitoefenen. Wanneer deze persoon stopt, werkt er alleen nog de wrijvingskracht op de kist: de kist vertraagt en komt tot stilstand. 

Zonder wrijving, is er geen nettokracht die de kist kan vertragen, dus zal het met constante snelheid door blijven bewegen!

Slide 4 - Tekstslide

nettokracht = 0
de nettokracht in dit geval is 0: links en rechts is er sprake van een even grote kracht -> 90 - 90 = 0

Zo lang de nettokracht niet groter is dan 0 zal de snelheid constant blijven : 21,4 m/s

Als je op de fiets met een constante snelheid fietst is je spierkracht even groot als de wrijvingskracht.

We kunnen zeggen dat er hier sprake is van een krachtenevenwicht.


Slide 5 - Tekstslide


Eerste wet van Newton

"Bij een nettokracht gelijk aan nul beweegt het voorwerp met een constante snelheid of staat het stil"

Slide 6 - Tekstslide

Versnelling 
Het veranderen van de snelheid noem je een versnelling

Ga nu weer naar de simulatie op de volgende dia en kies nu 'versnelling'

  1. Zorg voor krachtenevenwicht = constante snelheid. Wat is de versnelling hierbij?
  2. Wat gebeurt er met de versnelling als je een constante kracht uitoefent op de kist?
  3. Neemt de versnelling toe als de kracht toeneemt?

je kunt constante kracht instellen door eerst op pauze knop te klikken 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

constante kracht
Als er geen nettokracht werkt op een voorwerp is de snelheid constant en is er geen versnelling.

Wanneer je een constante kracht uitoefent op de kist zie je dat er een constante versnelling is. Oftewel de snelheid neemt gelijkmatig toen. 

In dit geval neemt de snelheid  3,9 m/s per seconde toe.


Voor als je je afvraagt van waar het kwaadraat in de eenheid (m/s2) komt: 
  • definitie versnelling = snelheidstoename per seconde (m/s per s)
  • rekenregel: = breuk delen door een breuk is vermenigvuldigen met de omgekeerde ->


x

Slide 9 - Tekstslide

nu met een v,t-diagram
Tussen:
  • t = 0 en t = 1,5 is de versnelling constant 
  • t = 1,5 en t = 3 is er geen versnelling 
  • t = 3 en t = 6 is de versnelling (of vertraging) constant


Slide 10 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje om te begrijpen hoe je de versnelling uit een v,t-diagram kunt bepalen:

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Heeft massa invloed op versnelling?
Ga weer naar de simulatie op de volgende dia en klik op ' Versnelling'.

  1. Oefen op de kist een constante kracht uit van 200 N. Wat is de versnelling hierbij?
  2. Oefen op de kist dezelfde kracht uit, maar nu met het meisje op de kist. Wat is de versnelling hierbij?
  3. Conclusie?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Kracht, versnelling en massa
We hebben in de simulatie gezien dat bij dezelfde nettokracht , bij een grotere massa, de versnelling kleiner is.

Zwaardere voorwerpen versnellen moeilijker

Voor een twee keer zo grote massa is een twee keer zo grote kracht nodig om het voorwerp dezelfde versnelling te geven. De benodigde kracht is dus evenredig met de massa. 

Slide 15 - Tekstslide


tweede van newton
Wanneer op een voorwerp een nettokracht werkt ongelijk aan 0 N zal dit voorwerp versnellen met een versnelling afhankelijk van de massa van het voorwerp. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide