oefenen H8

Welke van de volgende factoren zou kunnen zorgen voor een stijging van de goudprijs?
A
De afnemende vraag van beleggers naar goud.
B
De modewereld voorspelt lichte kleuren voor het komende winterseizoen.
C
Het afnemende vertrouwen in de euro en de dollar.
D
De ontdekking van een grote goudader in Midden-Afrika.
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke van de volgende factoren zou kunnen zorgen voor een stijging van de goudprijs?
A
De afnemende vraag van beleggers naar goud.
B
De modewereld voorspelt lichte kleuren voor het komende winterseizoen.
C
Het afnemende vertrouwen in de euro en de dollar.
D
De ontdekking van een grote goudader in Midden-Afrika.

Slide 1 - Quizvraag

I. Er is sprake van een positief verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.
II. De betalingsbereidheid is de minimale prijs die aanbieders voor hun product vragen.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
C
Beide beweringen zijn onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 2 - Quizvraag

I Door verhoging van de benzineprijzen zal de aanbodlijn van dure auto's naar links verschuiven.
II Door de strenge winter zal de vraag naar energie naar rechts verschuiven.
A
Beide beweringen zijn juist .
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 3 - Quizvraag

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten
II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 4 - Quizvraag

Hieronder staan de verschillende marktvormen gerangschikt naar aantal aanbieders van veel naar weinig.

Wat is de juiste rangschikking?

A
monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie, volkomen concurrentie
B
oligopolie, monopolistische concurrentie, monopolie, volkomen concurrentie
C
volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie, monopolie
D
volkomen concurrentie, oligopolie, monopolie, monopolistische concurrentie

Slide 5 - Quizvraag

I. Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten.
II. De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.

A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 6 - Quizvraag

Op de markt voor kopieermachines zijn vraag en aanbod als volgt:
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P de prijs in euro’s (× 1.000) weergeven.

Bereken de evenwichtsprijs.

A
€1.000,-
B
€3.000,-
C
€5.000,-
D
€15.000,-

Slide 7 - Quizvraag







Welke bewering is juist
A
De aanbieders van dit product brengen dit product pas op de markt als ze zeker weten dat ze minstens een bepaalde prijs voor dit product kunnen krijgen.
B
In deze situatie zijn een aantal aanbieders van de markt verdwenen, zodat bij dezelfde prijzen minder producten worden aangeboden.
C
Door een verandering in de mode, wordt dit product bij dezelfde prijzen minder gevraagd.
D
Deze lijn geeft de vraag van de consument naar een product weer dat tot de eerste levensbehoeften hoort. Bij een prijsverandering neemt de vraag niet sterk toe of af.

Slide 8 - Quizvraag

Je gaat naar de bank om de Zwitserse franken die je van je vakantie hebt overgehouden om te wisselen in euro’s.
Op welke markt heeft dit betrekking en is er sprake van aanbod of vraag?
A
Vraag op de vermogensmarkt.
B
Aanbod op de vermogensmarkt.
C
Vraag op de valutamarkt.
D
Aanbod op de valutamarkt.

Slide 9 - Quizvraag

Stel dat op de markt voor consumptieve leningen de volgende vraag- en aanbodvergelijkingen gelden:
Qv = -400P + 4.000
Qa = 600P - 2.000
P = de rente (als percentage)
Qv en Qa = de gevraagde en aangeboden hoeveelheid in miljoenen euro’s

Bereken bij welke rente er sprake is van evenwicht op deze markt.

A
2%
B
6%
C
10%
D
12%

Slide 10 - Quizvraag

Nu we geconfronteerd worden met een economische crisis worden gezinnen in toenemende mate onzeker over hun toekomst. Daarom gaan ze meer sparen, een typisch Nederlandse eigenschap als “het minder goed gaat”.

Verschuift hierdoor de vraaglijn of de aanbodlijn naar links of naar rechts?

A
De vraaglijn verschuift naar rechts en de aanbodlijn naar links.
B
De vraaglijn verschuift naar links en de aanbodlijn verschuift niet.
C
De vraaglijn verschuift niet en de aanbodlijn verschuift naar rechts
D
De vraaglijn verschuift naar links en de aanbodlijn verschuift naar rechts.

Slide 11 - Quizvraag

Edwin leest in een krantenartikel “Werkgevers durven vaak niet op te treden, omdat ze bang zijn dat werknemers weglopen.” Edwin begrijpt dit wel. Het is namelijk op het moment moeilijk om aan personeel te komen.

Welke situatie op de arbeidsmarkt is er kennelijk? Er is in verhouding

A
veel vraag naar arbeid en veel aanbod van arbeid.
B
veel vraag naar arbeid en weinig aanbod van arbeid.
C
weinig vraag naar arbeid en veel aanbod van arbeid.
D
weinig vraag naar arbeid en weinig aanbod van arbeid.

Slide 12 - Quizvraag


A
De aanbieders van dit product brengen dit product pas op de markt als ze zeker weten dat ze minstens een bepaalde prijs voor dit product kunnen krijgen.
B
In deze situatie zijn een aantal aanbieders van de markt verdwenen, zodat bij dezelfde prijzen minder producten worden aangeboden
C
Door een verandering in de mode, wordt dit product bij dezelfde prijzen minder gevraagd
D
Deze lijn geeft de vraag van de consument naar een product weer dat tot de eerste levensbehoeften hoort. Bij een prijsverandering neemt de vraag niet sterk toe of af.

Slide 13 - Quizvraag