Bilan hst 5 havo 2

Bilan hst 5, grammaire
 
Donderdag 20 mei toets hoofdstuk 5
Leren alle voca, alle grammaire, alle phrases-clés, dus C,D,G,I en J uit het tekstboek en alle voca A,B,E,F,H 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bilan hst 5, grammaire
 
Donderdag 20 mei toets hoofdstuk 5
Leren alle voca, alle grammaire, alle phrases-clés, dus C,D,G,I en J uit het tekstboek en alle voca A,B,E,F,H 

Slide 1 - Tekstslide

hoe maak je de passé composé bij een werkwoord op -er

Slide 2 - Open vraag

hoe maak je de passé composé bij een werkwoord op -ir

Slide 3 - Open vraag

wat gebeurt er als je être gebruikt met een voltooid deelwoord?

Slide 4 - Open vraag

passé composé
Regel: hele werkwoord zonder -r, accent op -e bij ww op -er
aller wordt allé
finir wordt fini
Hulpwerkwoord avoir of hulpwerkwoord être.
Bij être komt er soms een extra -e of -s achter het voltooid deelwoord bij een vrouwelijk onderwerp of meervoud

Slide 5 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
1 Claire et Clémence (aller).......... en vacances avec leur père

Slide 6 - Open vraag

in de passé composé
2 Elles (rester)............... une semaine

Slide 7 - Open vraag

Zet in de passé composé
3 Tu (essayer)....................le VTT de neige?

Slide 8 - Open vraag

Zet in de passé composé
4 Oui, j' (aimer)..................... ce sport

Slide 9 - Open vraag

zet in de passé composé
5 L'instructeur de VTT (gagner)............beaucoup de medailles

Slide 10 - Open vraag

voorzetsels
Regel: 
Bij een stad à (à Paris)
bij een mannelijk land au (au Portugal)
bij een meervoud land aux (aux Pays-Bas)
bij een vrouwelijk land en (en France)

Slide 11 - Tekstslide

Vul het voorzetsel in
1 Ines et sa soeur ont passé une semaine .............. Allemagne

Slide 12 - Open vraag

2 Elles ont été à l'hôtel ............... Berlin

Slide 13 - Open vraag

4 Elle est....................... Boston

Slide 14 - Open vraag

3 Mais leur mère est................ États-Unis.

Slide 15 - Open vraag

5 Et leur père est allé ..................... Angleterre

Slide 16 - Open vraag

passé composé
werkwoorden op -er

j'ai donné
tu as donné 
il a donné 
nous avons donné
vous avez donné
ils ont donné
présent ww op -er

je donne
tu donnes
il donne
nous donnons
vous donnez
 ils donnent

Slide 17 - Tekstslide

passé composé
werkwoorden op -re

j'ai répondu
présent ww op -re

je réponds
tu réponds
il répond
nous répondons
vous répondez
ils répondent

Slide 18 - Tekstslide

vul in présent of passé composé
1 Tes parents (vendre passé composé).................leur appartement en Espagne?

Slide 19 - Open vraag

2 Non, ils (attendre présent)...................... l'hiver prochain.

Slide 20 - Open vraag

3 J'(entendre passé composé).........................dire que c'est difficile de vendre en ce moment.

Slide 21 - Open vraag

4 Oui, mais nous ne (perdre présent)...................... pas espoir.

Slide 22 - Open vraag

5 Si vous ne le (vendre présent)....................... pas tout de suite, on peut y aller cet été?

Slide 23 - Open vraag

Phrases-clés

Slide 24 - Tekstslide

Ben je op vakantie geweest?

Slide 25 - Open vraag

Ja, ik ben op vakantie geweest naar Duitsland

Slide 26 - Open vraag

Is Duitsland mooi?

Slide 27 - Open vraag

Ja, er zijn veel bossen

Slide 28 - Open vraag

ik ben met vakantie geweest naar Frankrijk

Slide 29 - Open vraag

ik ben naar het strand geweest

Slide 30 - Open vraag

het was erg mooi weer

Slide 31 - Open vraag

ik heb in een appartement geslapen

Slide 32 - Open vraag

Comment dire: als je wil weten wat iets is

Slide 33 - Open vraag

Als je wil vragen hoe je iets schrijft

Slide 34 - Open vraag

Donderdag 20 mei toets hoofdstuk 5
Leren alle voca, alle grammaire, alle phrases-clés, dus C,D,G,I en J uit het tekstboek en alle voca A,B,E,F,H 

Slide 35 - Tekstslide