15-09-2020 voorbereiding SO

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

die Planung
- haben & sein herhalen
- hoe schrijf je telwoorden? 
- voorbeeldvragen so behandelen

Slide 2 - Tekstslide

die Ziele
- ik ken de rijtjes van haben & sein en kan de vormen hiervan gebruiken in een eenvoudige zin
- ik weet hoe ik telwoorden tot 100 uit moet schrijven en let bij het leren op de uitzonderingen

Slide 3 - Tekstslide

haben (hebben)
ich
habe
du
hast
er/sie/es
hat
wir 
haben
ihr 
habt
sie
haben
Sie
haben

Slide 4 - Tekstslide

sein (zijn)
ich
bin
du
bist
er/sie/es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie 
sind

Slide 5 - Tekstslide

(sein) Ihr ...... wieder zu spät gekommen!
A
sind
B
bist
C
seid
D
sein

Slide 6 - Quizvraag

(sein): Sie ............ mit ihrer Mutter unterwegs
A
bist
B
sind
C
ist
D
seid

Slide 7 - Quizvraag

(haben) ............ du nichts verstanden?
A
habst
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 8 - Quizvraag

(haben) Er ............ sich ein neues Handy gekauft
A
hat
B
habe
C
habt
D
hattet

Slide 9 - Quizvraag

Telwoorden: hoe zat het?
Pak je boek erbij op bladzijde 20

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de volgende getallen uit (onder elkaar):
23, 45, 66, 77, 98

Slide 11 - Open vraag

Oefenvragen SO
Vragen zoals ze ook op de SO komen!

Slide 12 - Tekstslide

Übersetze die fettgedruckten Wörter ins Niederländische:
Die Currywurst ist in Berlin sehr beliebt.
(vertaal beliebt)

Slide 13 - Open vraag

Übersetze die Wörter ins Deutsche:
Deine (zus) ist vierziehn Jahre alt.

Slide 14 - Open vraag

Notiere die Sätze auf Deutsch:
Ik kom uit Nederland.

Slide 15 - Open vraag

Ergänze die richten Formen von den schwachen Verben vor dem Satz:
(zeigen) Wir ....... ihm wo wir wohnen.

Slide 16 - Open vraag

Ergänze die richtige Form von haben und sein:
(haben) Du ...... auch immer Glück!

Slide 17 - Open vraag

Übersetze das Personalpronomen:
Können Sie mir sagen, wo Amsterdam ist?

Slide 18 - Open vraag

Schreibe die Zahlen auf:
Er ist 49 Jahre alt.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Zijn er nog vragen
n.a.v. deze les?

Slide 21 - Woordweb