Spookjes les 7: werkwoorden tegenwoordige tijd (tt)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas
  • Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 2 - Tekstslide

Spookjes les 7: werkwoorden tegenwoordige tijd (tt)

Slide 3 - Tekstslide


Deze les:
  • Terugblik
  • Instructie
  • Opdrachten maken
  • Evalueren hoe de les ging

Slide 4 - Tekstslide


Terugblik:
In de vorige les hebben we het gehad over de 5 kenmerken van sprookjes.

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de 5 kenmerken van sprookjes?

Slide 6 - Woordweb

Sprookjes hebben 5 kenmerken:

  1. In een sprookje zit magie 
  2. Sprookjes zijn gemakkelijk en eenvoudige verhalen
  3. De hoofdpersonen zijn ‘goed’ of ‘slecht’  
  4. Het verhaal is in de directe rede: dat betekent een letterlijke weergave van iemands woorden (vb: ‘Ik ga nu op pad met mijn mandje’, zei Roodkapje. En niet: Roodpakje zei dat ze op weg ging met haar mandje)
  5. Het sprookje heeft een moraal/ wijze les

Slide 7 - Tekstslide


Lesdoel:

Sprookjes zijn in de directe rede en vaak in de tegenwoordige tijd geschreven. We oefenen met de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT) stappenplan:

1.  Wat is de stam van het werkwoord? 
    (De stam = hele werkwoord -en)
2.  Moet de ik-vorm iets aangepast worden?
     Bijvoorbeeld: bukken >> bukk >> ik buk
      of: slapen >> slap >> ik slaap
3.  Dan zijn er 3 opties:
  1.     Ik-vorm: ik ........ + ............ jij
  2.     Iemand anders: Ik-vorm +t
  3.     Meer mensen: hele werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Bij IK, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t

Slide 10 - Quizvraag

Bij iemand anders, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t

Slide 11 - Quizvraag

Ik 
Hij
vind 
vindt
loop
wordt
loopt
word
antwoordt
antwoord
biedt
bied

Slide 12 - Sleepvraag

weigeren :
Ik ... te gehoorzamen.
A
weiger
B
weigert
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 13 - Quizvraag

weigeren :
De hond ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 14 - Quizvraag

weigeren :
Wij ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 15 - Quizvraag

houden :
Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 16 - Quizvraag

houden :
Jake ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 17 - Quizvraag

houden :
De kinderen ... van soep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 18 - Quizvraag

lachen
Ik ... om de clown.

Slide 19 - Open vraag

lachen
De kleuter ... om de clown.

Slide 20 - Open vraag


Maak het werkblad
 werkwoordspelling 
tegenwoordige tijd (deel 1)


timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk:

Maak het werkblad
 werkwoordspelling 
tegenwoordige tijd (deel 2)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide