New Interface Engels 2B Unit 2.2 Urban Legends

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. a bird
2. a man

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. works alone
2. works together with others

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. never bored
2. easily bored

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. voorzichtig
2. onvoorzichtig

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. nieuwsgierig
2. zelfgenoegzaam, niet nieuwsgierig

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. peacemaker
2. troublemaker

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. foolish
2. wise

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. brave
2. afraid

Hoe kan je Raven het beste beschrijven? Kies steeds één van de twee woorden.

1. founder of mankind
2. bringer of light

Raven komt uit . . .

1. India
2. Canada
3. Australia
4. Madagascar

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked

it rains-> it raineded

they beg-> they begged

Past simple

Past Simple

Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  

Je gebruikt de Past Simple als...

1. iets gebeurd is in de toekomst
2. iets iedere dag gebeurt
3. iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
4. iets nog niet gebeurd is

Noem een onregelmatig werkwoord

My sister .......... (play) the guitar last year.

Wat is de Past Simple van help

1. helping
2. helped
3. helps
4. help'd

Wat is de Past Simple van work

1. works
2. worked
3. working
4. work

Wat is de Past Simple van study

1. studyd
2. studyied
3. studyed
4. studied

They ....... (go) home after school yesterday.

Wat is de Past Simple van go

1. gone
2. went
3. goed
4. goes

Wat is de Past Simple van see

1. saw
2. seen
3. see
4. seed

Wat is de Past Simple van think

1. tought
2. taught
3. thought
4. thinked

We ..... on holiday 2 years ago.

1. go
2. went
3. been
4. walked

Myths about COVID-19 vaccination

1. The COVID-19 vaccine is unsafe because it was developed so quickly.
   
2. The COVID-19 vaccine includes a tracking device.
3. I’ve already had COVID-19, so I don’t need the vaccine.
4. Once I got the COVID-19 vaccine, I no longer need to wear a mask.
5. You can get COVID-19 from the vaccine.

Fact: You cannot get COVID-19 from the vaccine because it doesn’t contain the live virus.

I will take the COVID-19 vaccine

1. YES
2. NO
3. MAYBE
4. I'M NOT ALLOWED TO

I .......... (to like) this lesson.

1. didn't like
2. liked
3. sort of liked
4. hated