wk 49 2021 2022 (1P en 1Q)

Lezen
timer
5:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstbegrip
  • Je leert de inhoud van een tekst vast te leggen door middel van enkele inhoudelijke vragen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hier gaat de tekst zo over. 
Wie heeft Sinterklaas gevierd of gaat het nog vieren? 
Kun je je van vroeger nog herinneren dat je het spannend vond? 
Hoe verliep pakjesavond bij jullie? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk snoepgoed van de Sint ken je?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over de geschiedenis van sinterklaassnoepgoed?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het lezen
  1. Wat is het verschil tussen pepernoten en kruidnoten? Noem minstens twee dingen.
  2. Waarom is de term ‘pepernoten’ tegenwoordig verwarrend? Noemdrie  dingen.
  3. Welk snoepgoed kon je vroeger geven als je iemand lief vond? Noem drie dingen.
  4. Wat was het doel van het leggen van een letter op de sinterklaascadeaus?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele vragen om samen te maken.....
1. Op welke manier wordt de inleiding ingeleid?
A. door de nieuwste inzichten uit recent onderzoek te noemen
B. door een samenvatting van de tekst te geven
C. door een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst te geven
D. door vragen te stellen waarop de tekst een antwoord geeft

2. In de tekst onder het kopje Pepernoten staat het signaalwoord echter (r. 12). Welk
verband geeft dit signaalwoord aan?
A. een conclusie
B. een tegenstelling
C. een voorbeeld


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na het lezen
Bedenk een cadeau dat je graag voor Sinterklaas had willen krijgen (of nog wil krijgen). 

Je gaat hier een haiku bij schrijven (een zeer kort gedichtje). 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor het schrijven van een haiku: 
Een haiku bestaat uit drie regels, met lettergrepenschema: 

5
7
5


Slide 9 - Tekstslide

Toon deze samenvatting even kort alvorens naar het volgende voorbeeld te gaan. Is de klas al bekend met haiku's, dan is dit een goed moment om afwijkende lettergrepenschema's (zie: VOORBEREIDING - differentiatie) te introduceren. Met de schrijftool onderaan de pagina kunnen de cijfers worden doorgestreept en aangepast.
Voorbeeld Haiku


een - man - met - rood - haar(5)

zet - streep - jes - in - zijn - ge - zicht(7)

op - een - doek - vol - kleur (5)

Slide 10 - Tekstslide

Bespreek vervolgens de opbouw van het gedicht: drie regels, met lettergrepenschema 5 - 7 - 5. Vertel dat het bij haiku's gaat het om het aantal lettergrepen, niet om het aantal woorden. Sta eventueel nog even stil bij het afbreken van woorden, en hoe iets soms anders kan klinken dan je het meestal schrijft: 'stree - pjes' vs. 'streep - jes'.
Spelling
  • Je maakt kennis met de tussenletter in samenstellingen en gaat hiermee oefenen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn samenstellingen?
Een samenstelling bestaat uit 2 of meerdere losse woorden die aan elkaar geplakt worden en zo een nieuw woord vormen. 

Voorbeeld:
boek + kast = boekenkast
tafel + kleed = tafelkleed
groep + foto = groepsfoto
(......)

Het valt je misschien al op dat we soms 1 of 2 letters moeten toevoegen om de samenstelling juist te maken. Daar gaan we het in deze les over hebben!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slim leren!
Bekijk het schema over de tussenletter in samenstellingen in de methode. 
1hv: blz. 183
1vwo: blz. 194

Er is maar 1 moment waarop je en tussen de samenstelling voegt. Wanneer? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je voegt dus en toe aan de samenstelling als het 1e woord van de samenstelling alleen een meervoud op een N heeft. 

Dus:      mees + huis = mezenhuis
               hond + brok = hondenbrok
               kat + staart = kattenstaart
               pen + bak = pennenbak

Op deze regel zijn enkele uitzonderingen. De uitzonderingen gaan altijd voor op de hoofdregel!  Lees in de volgende dia de uitzonderingen. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen: 

  1. Het eerste woord is uniek (er is er maar 1 van): Koninginnedag / zonnestraal / maneschijn
  2. Het eerste woord heeft geen meervoud: tarwe / rijst / rommel
  3. Het eerste woord versterkt het 2e woord: apetrots / beresterk / stekeblind
  4. Het eerste woord is een werkwoord: huilebalk / brekebeen / spinnewiel
  5. Het eerste woord heeft 2 meervouden: groenten en groentes (groentesoep)
  6. De samenstelling is versteend (een woord dat je uit je hoofd moet leren dus): bullebak / schattebout / spillebeen. Deze woorden zijn versteend, dus hoe de regels in de toekomst nog gaan veranderen, zij veranderen niet mee. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken individueel
1vwo: blz. 195 opdr 5 zelfstandig maken.*

1hv: blz. 184 opdr 27 zelfstandig maken.*

* Gebruik bij twijfel een woordenboek op internet. www.vandale.nl
1vwo: blz. 195 opdracht 4 samen met je docent maken. 

1hv: blz. 183 opdr 26 samen met je docent maken. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies