SCC_L11 en 12: grondwoord, samenstelling en afleiding, tussenletters

DEEL 2 Les 11 en 12 
grondwoord, samenstelling en afleiding
tussenletters in samenstellingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

DEEL 2 Les 11 en 12 
grondwoord, samenstelling en afleiding
tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

grondwoord
= kortste vorm van een woord


--> kan op zichzelf bestaan en niet verder opgesplitst worden in betekenisvolle elementen

bv. boek, winkel, reclame, privacy, wet, campagne...

Slide 2 - Tekstslide

samenstelling
                            = Je plakt twee of meer grondwoorden aan elkaar

                                               bv. reclamecampagne
                                                      privacywet
                                                      goudenmedaillewinnaar
                                                    
                                             GRONDWOORD + GRONDWOORD = SAMENSTELLING

Slide 3 - Tekstslide

Noteer een samenstelling van 2 grondwoorden.

Slide 4 - Open vraag

afleiding
= je voegt een voorvoegsel en/of achtervoegsel toe aan een woord
-->  De voor- of achtervoegsels zijn geen zelfstandige naamwoorden. Ze krijgen pas betekenis in het nieuwe woord.


                     bv. gezond                                         ongezond

Slide 5 - Tekstslide

afleiding
= VOORVOEGSEL + GRONDWOORD
            vb. ongeluk
= GRONDWOORD + ACHTERVOEGSEL
           vb. handig
= VOORVOEGSEL + GRONDWOORD + ACHTERVOEGSEL
           vb. onhoorbaar



                                                  

Slide 6 - Tekstslide

voorbeelden voor- en achtervoegsels
  • voorvoegsels: des- / on- / in- / ver- ...

  • achtervoegsels: -loos/ -baar / -ig / -heid / -ing/ -achtig ...

Slide 7 - Tekstslide

afleiding en grondvorm:
Als je de voor- of achtervoegsels van de afleiding afhaalt, houd je de grondvorm over.

herexamen       (her)examen               grondwoord: examen
roodachtig        rood(achtig)               grondwoord: rood
oneerlijk             (on)eerlijk                    grondwoord: eerlijk
eerlijk                   eer(lijk)                         grondwoord: eer

Slide 8 - Tekstslide

Welk van de 4 woorden is een samenstelling?
A
Ongelukkig
B
Waterleiding
C
Horloge
D
Aangenaam

Slide 9 - Quizvraag

Welk van de 4 woorden is een
afleiding?
A
kachel
B
vriendendienst
C
gamer
D
ijzererts

Slide 10 - Quizvraag

oefening afleiding
In de volgende oefening merk je dat de voorvoegsel (en ook achtervoegsels) door ze te gebruiken in combinatie met een grondwoord toch een betekenis krijgen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 15 - Quizvraag

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 16 - Sleepvraag

even terug naar de samenstelling...
Soms gebruiken we een tussenletter om de grondwoorden aan elkaar te plakken.

vb peer + sap = perensap
      een + persoon + bed = eenpersoonsbed

Slide 17 - Tekstslide

muis + val = ?

Slide 18 - Open vraag

spin + web?

Slide 19 - Open vraag

spinnen + wiel?

Slide 20 - Open vraag

bekijk de kennisclip L12
Je vindt de video 'kennisclip' op Scoodle bij Deel 2 Les 12
(kijk rechts bij video's) 

Slide 21 - Tekstslide

oefeningen
  1. Maak op Scoodle online eerst de oefeningen 'Onbekend'
  2. Maak opdracht 2 p.87
  3. Maak opdracht 3 p.88 zie tip volgende dia
  4. Maak opdracht 4 p.89
  5. Lees alle regels door of bekijk de video 'kennisclip'
  6. Maak opdracht 6 en 7 p.91

Slide 22 - Tekstslide

3. Maak opdracht 3 p.88
TIP: 4 categorieën BASISREGELS

  1. Je hoort een 's' => je schrijft tussenletter 's'
  2. het eerste deel heeft een mv enkel op 'en'  => je schrijft tussenletter 'en'
  3. het eerste deel heeft geen meervoud => je schrijft tussenletter 'e'
  4. het eerste deel heeft een meervoud op '-en' EN op '-s' => je schrijft geen tussenletter

Slide 23 - Tekstslide

            Goed gedaan, 
                    prima geoefend!

Slide 24 - Tekstslide