5. Herhalen M4

Welkom vandaag 
Planning
  • Vragen?
  • Herhalen van de stof
  • Aan het werk




M4 bestaat uit
- Voedselkringloop
- Waterkringloop
- Stroomkring
- Rekenen met het metriekstelsel
Proefwerk dinsdag 24 juni (week 26)

Nu week 25
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom vandaag 
Planning
  • Vragen?
  • Herhalen van de stof
  • Aan het werk




M4 bestaat uit
- Voedselkringloop
- Waterkringloop
- Stroomkring
- Rekenen met het metriekstelsel
Proefwerk dinsdag 24 juni (week 26)

Nu week 25

Slide 1 - Tekstslide

Gebruikt voor 1 t:  18-06-2024  veel vragen daardoor weinig tijd voor nog aan de slag, max 20 minuten en focus was wel weg

Slide 2 - Tekstslide

Metriek stelsel

Slide 3 - Tekstslide

Metriekstelsel
Noteer voor jezelf het metriekstelsel (zie hieronder) en bedenk: 1 km= 1000 m

---------> keer X vermenigvuldigen                           
km- hm- dam- m- dm- cm- mm                                         
                    delen / : <---------                 

                                                                                                                        factor 10
                                oppervlakte:                                                             factor 100        (vierkante ...)
                                          inhoud:                                                              factor 1000     (kubieke ...)
Klas 1
Klas 2
km2hm2dam2
km3hm3dam3
km1hm1dam1
kmhmdam
1 l = 1
1 ml= 1  
dm3
cm3

Slide 4 - Tekstslide

Nog een keer!

Nodig papier en pen

Slide 5 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Fase overgangen
gas
vast
Vloeibaar
6
3
4
2
5
1
Noem de 6 fase overgangen. Eerst zelf na-denken dan pas overleggen!
1=
2=
enz
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Vermogen
Als een klein lampje op een spanningsbron van 3 V aangesloten wordt en de stroomsterkte door het lampje 500 mA bedraagt, wat is het vermogen van het lampje?
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Veel fout, oefenen met M1

Slide 9 - Tekstslide

Fase overgangen
gas
vast
Vloeibaar
6
3
4
2
5
1
timer
5:00
1= rijpen
2= condenseren
3= stollen
4=sublimeren
5= verdampen
6=smelten

Slide 10 - Tekstslide

Stroom van 500 mA bij een spanning van 6 V. Wat is het vermogen van de lamp?
Gegeven
Gegeven: I = 0,5 A, U = 6 V
Gevraagd
Gevraagd: P in W
Formule
Omrekenen
500 mA= 500/1000=0, 5 A
Invullen
P = 3  x 0,5 = 1,5 W of Watt
Antwoord
Antwoord: Het vermogen van de lamp is 1,5 Watt.
P=UI

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je al of nog?
Terugblik naar vorige lessen 
                          
                          Inloggen met je eigen naam 
timer
1:00
Let op de timer!

Slide 12 - Tekstslide

Een biotische invloed...
A
Heeft te maken met de levende natuur
B
Heeft te maken met de levenloze natuur

Slide 13 - Quizvraag

Producenten
Consumenten
Afvaleters
Reducenten
Mineralen

Slide 14 - Sleepvraag

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
D
Afvaleter

Slide 15 - Quizvraag

Door welke dier wordt een lieveheersbeestje gegeten?
A
Kikker
B
Bladluis
C
Libel

Slide 16 - Quizvraag

De eerste schakel in een voedselketen is altijd een plantensoort
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Kunnen consumenten van de eerste orde vleeseters zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 19 - Quizvraag

organisme dat energierijke stoffen moet eten (dieren)
organisme dat zelf energierijke stoffen kan maken (planten)
organismen dat dode resten van planten en dieren afbreekt (bacteriën en schimmels)
Consumenten
Producenten
Reducenten

Slide 20 - Sleepvraag

Hoe lang is de langste voedselketen in dit voedselweb?
A
4 schakels lang
B
5 schakels lang
C
6 schakels lang
D
7 schakels lang

Slide 21 - Quizvraag

Wat heb je wel nodig voor fotosynthese?
A
zuurstof
B
glucose
C
water

Slide 22 - Quizvraag

Rijpen is de faseovergang van
A
vast naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar vast
D
vast naar vloeistof

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 24 - Quizvraag

Wat geldt NIET voor een kooktraject?
A
de temperatuur blijft stijgen tijdens koken
B
het geeft aan dat het een mengsel is
C
het geeft aan dat het een zuivere stof is
D
bij het koken zie je gas-bellen in de vloeistof

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel fases heeft water?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 26 - Quizvraag

Welke diagram laat een kooktraject zien?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent symbool 1
1
A
batterij
B
lampje
C
stroomdraad
D
schakelaar

Slide 28 - Quizvraag

Hoe groot is de spanning bij jou thuis?
A
500 Volt
B
230 Volt
C
230 ampère
D
500 ampère

Slide 29 - Quizvraag

Welk van onderstaande stoffen is een isolator?
A
Kunststof (plastic)
B
Ijzer
C
Koper
D
Aluminium

Slide 30 - Quizvraag

Het symbool van vermogen is ........
en de eenheid van vermogen is .........

A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 32 - Quizvraag

Formule van vermogen is
A
P = U / V
B
U= P / V
C
P = U x I
D
U = P x I

Slide 33 - Quizvraag

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 34 - Woordweb

Aan de slag
Leren van de stof of oefenopdrachten maken.

Ik heb extra oefeningen voor
- het rekenen met vermogen/ stroom/spanning
- oefenen met een voedselweb
- oefenen met fasen en fasenovergangen

Op de volgende dia help voor opgave 7:


Slide 35 - Tekstslide

Vraag 7. Parallel en serie verdeling
Bij bronnen diverse filmpjes met uitleg.
vraag a: lezen uit de grafiek
vraag b: Voor opgave 7 heb je de kennis nodig uit de onderstaande bron.
(uitleg elektriciteit 3)
 



Slide 36 - Tekstslide

  • Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring 
  • De stroom (= aantal elektronen) die er loopt is dus overal even groot 
  • Bij een onderbreking in de stroomkring gaan alle lampjes uit
  • De meeste apparaten in huis zijn parallel aangesloten
  • Elk onderdeel heeft een eigen  stroomkring, de stroomsterkte is dus niet overal even groot 
  • Bij een onderbreking gaan alleen apparaten waarvan de stroomkring wordt onderbroken
serieschakeling                                       parallelschakeling

Slide 37 - Tekstslide

Dus: Bij een parallelschakeling (met dezelfde lampjes als in de serieschakeling) wordt de totale stroom (It) steeds groter (per lampje dat je extra aansluit) terwijl er door elk lampje afzonderlijk wel dezelfde stroom loopt als bij de serieschakeling

Slide 38 - Tekstslide

Vragen over de opdrachten voedsel
  1. Planten fotosynthese: kunnen zelf energierijke stoffen maken
  2. nanoplastic: hoopt zich op in de voedselketen
  3. parasiet onderbreken voedselketen

Slide 39 - Tekstslide

Vragen over de opdrachten water
  1. damp
  2. kookt droog (bacteriën  waar hebben jullie dit gevonden?)
  3. beslaan brillen glazen nadat iemand gedoucht heeft
  4.  je hebt je haar gewassen en na een poosje is je haar droog; het drogen van de was aan de lijn.
  5. d-c-a-e-b

Slide 40 - Tekstslide

Vragen over de opdrachten water
6. zon verwarmt het water, warme vochtige lucht stijgt op vormt wolken: verdamping
Vochtige lucht komt hoger waar het kouder is en er past minder vocht in de lucht; damp verandert in vast (regen/sneeuw): condensatie
7. wind heeft effect op de verdamping, is een evenwicht (denk aan blazen op hete thee/chocomelk) zodat meer verdamping. 
Door golfen meer oppervlakte waar water vanaf kan verdampen (denk aan uit zwemwater komen bij hardere wind); rond de Middellandse zee, fijn, lucht is droog, je koelt lekker af omdat vochtige lucht opgenomen kan worden)

Slide 41 - Tekstslide

Vragen over de opdrachten water
7. Wind heeft effect op de verdamping, is een evenwicht (denk aan blazen op hete thee/chocomelk) zodat meer verdamping. 
Door golfen meer oppervlakte waar water vanaf kan verdampen (denk aan uit zwemwater komen bij hardere wind); rond de Middellandse zee, fijn, lucht is droog, je koelt lekker af omdat vochtige lucht 
opgenomen kan worden itt het vochtige Nederland).
8. het smelten begint bij de pijl

Slide 42 - Tekstslide

Serie/parallel

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag
Leren van de stof of oefenopdrachten maken.

Ik heb extra oefeningen voor
- het rekenen met vermogen/ stroom/spanning
- oefenen met een voedselweb
- oefenen met fasen en fasenovergangen




     Les is van 12.45-14.15

   13.45 Opgaven bespreken

Slide 45 - Tekstslide

Wolken
* Zon verwarmt oceanen, zeeën en rivieren
* Water verdampt
* Warme lucht met waterdamp stijgt op
* Warme lucht komt in steeds koudere lucht terecht
* Waterdamp verandert in waterdruppels of ijskristallen
* Uit de wolk valt neerslag
      - regen
      - sneeuw
      - hagel 

Slide 46 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
Was de uitleg duidelijk en heb je alles begrepen?

Inloggen met je eigen naam 
timer
1:00
Let op de timer!

Slide 47 - Tekstslide

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V

Stroomsterkte
I
Ampere
A

Vermogen
P
Watt
W

Neem tabel over in schrift 
U=IP
P=UI
I=UP

Slide 48 - Tekstslide

Werken met formules
U=IP
I=UP
P=UI
3=26
2=36
6=3.2
1 vergelijking met 3 onbekenden
Weet je twee; dan kun je de andere uitrekenen

Slide 49 - Tekstslide

Werken met formules
Plan van aanpak:
  1. Wat wordt gevraagd?
  2. Wat weet je?
  3. Welke formule heb je nodig/
  4. Wat zijn de eenheden:  gegeven en gevraagd?

Geef altijd de berekening en de eenheden!

Slide 50 - Tekstslide

Faseovergang en temperatuur
Smeltpunt
Fase kamertemperatuur
< kamertemperatuur
vloeibaar
> kamertemperatuur
vast
Kookpunt
Fase kamertemperatuur
< kamertemperatuur
gas
> kamertemperatuur
vloeibaar

Slide 51 - Tekstslide

Vermogen: elektrische apparaten hebben vermogen (Power)


1.000 W = 1 kW
grootheid
symbool
eenheid
symbool
vermogen
P
watt
Deze formule moet je opschrijven als je het vermogen berekend!                                        Vermogen =spanning x stroomsterkte: P=U*I

 
eenheden:                     1 W            =    1V                x   1A     
  
                                           (let dus op dat je de juiste eenheden gebruikt)

Slide 52 - Tekstslide