Studieplanning

1 / 15
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Een studieplanning maken
Wat is een goede studieplanning?
Een goede planning van je studie is essentieel en helpt je prioriteiten aan te brengen. Maak een overzicht van al je taken, zoals studeren, werken, het huishouden, sociale activiteiten en slapen, en bepaal hoeveel tijd je hebt om te besteden aan je studie.

Slide 2 - Tekstslide

Vraag...
Welke dingen zijn belangrijk om te weten voor je aan de herhaling van een groot deel leerstof begint (voor een CT/examen)? 

Slide 3 - Tekstslide

Vraag...
Hoe begin jij aan het herhalen voor een CT/examen? Probeer voor jezelf eens een stappenplan te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Dussssss...
Het is van enorm belang dat we TIJDIG beginnen aan het herhalen en inplannen van onze verschillende vakken voor de examenperiode. 
Wees er wel bewust van dat je best één vak tegelijkertijd herhaalt.

Slide 5 - Tekstslide

Het is dus heel belangrijk dat je je leerstof al een aantal keer herhaald hebt alvorens de examens beginnen. 

Dit doe je best aan de hand van een schema, een examenplanning. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tips
  • Routine = vaste tijdstippen om te leren/huiswerk maken
  • Alarm op je telefoon: 
  • to-do-lijsten/overzichtsblad leerstof 
  • grote delen leerstof opdelen
  • regelmatig herhalen (beter voor opname van leerstof!)

Slide 8 - Tekstslide

Tips
Agenda en planning = niet hetzelfde! 
Planning = to-do-lijst = vooruit studeren/langere termijn
100 minuten studeren
van te voren leren = vragen stellen
realistische planning

Slide 9 - Tekstslide

agenda en planner
agenda = huiswerk, toetsen, taken
planner = deze taken van te voren inplannen

planner = schematisch (zelf maken of kopen (Hema, notitieboekje etc)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Examentips! Bij de start van het examen!
- Weiger zenuwachtig te worden! Laat de anderen met rust en verwacht van hen ook dat zij hetzelfde doen. Het heeft geen zin om elkaar op te jagen.
- Lees eerst ALLE vragen. Zet een kruisje met potlood aan de vragen die je niet goed begrijpt en vraag uitleg (wanneer dit mag/kan).
- Onderstreep in de vragen de opdrachtwoorden: ‘schrap’, ‘som op’, ‘vul in’, …
- Omcirkel het woordje ‘en’. Meestal betekent het dat je rekening moet houden met meer dan één inlichting of dat het antwoord uit verschillende delen bestaat.
- Luister altijd goed als de leerkracht uitleg geeft of opmerkingen maakt. Best noteer je die in potlood op je blad dat je ze niet kan vergeten.
- Als je wil weten welke vragen het meest belangrijk zijn, kijk dan naar je puntenverdeling.



Slide 12 - Tekstslide

Examentips! Tijdens het examen!
- Gebruik je kladblad juist: schrijf er geen ellenlange teksten op maar hou dit voor vertalingen, berekeningen en schema’s...
- Opgelet bij vragen met onderverdelingen (bv. a, b en c). Elk deel dat je beantwoord hebt, krijgt een kruisje of wordt gemarkeerd.
- Let voor elk vak op de spelling! Gebruik geen afkortingen waar dit niet mag en let op leestekens en hoofdletters.
- Als je niet zeker bent over het antwoord dat je wil formuleren, gebruik dan eerst even je kladblad en probeer daarna je ideeën helder op papier te zetten.
- Als je een vraag niet kan oplossen, ga dan eerst verder met de andere vragen. Verlies niet teveel tijd aan iets wat je misschien niet gaat vinden. Je kan op het einde nog altijd terug gaan naar die moeilijke vraag.
- Laat geen vragen open. Als je denkt het juiste antwoord niet te kennen, schrijf je best toch een definitie/woordverklaring/formule. You never know!!!
- Kijk ALTIJD voor je en op je eigen blad. Laat geen misverstanden ontstaan door in je boekentas te neuzen met je (voor-, achter- of zij-) buur te ‘communiceren’ of door te liggen ‘wiebelen’ op je stoel. Blijf rustig zitten en hou je stil tot wanneer iedereen afgegeven heeft.





Slide 13 - Tekstslide

Examentips! Voor je afgeeft!
- Controleer of je alle vragen en alle vraagonderdelen beantwoord hebt. Vergeet je ‘en’-woordjes niet te dubbelchecken!
- Formuleer elk antwoord nog eens in je gedachten en herlees het om te zien of deze twee overeen komen.
- Uiteindelijk doorloop je de grote toets nog eens met bijzondere aandacht voor fouten die je dikwijls maakt. Bijvoorbeeld:
      - Begint elke zin met een hoofdletter?
      - Heb ik elk minteken overgeschreven?
      - Staat er in elk antwoord op een ‘waarom-vraag’ ook het woordje ‘omdat’?
      - Heb ik bij de antwoorden op vraagstukken telkens de eenheid gezet?







Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide