Paragraaf 2 Opdrachten

Europa in de wereld
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Europa in de wereld

Slide 1 - Tekstslide

Wel of geen invoerrechten
betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 2 - Quizvraag

Vrijhandel is handel van goederen
A
zonder belemmeringen
B
zonder vervoerskosten
C
met invoerrechten
D
met subsidie

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande beweringen in de blauwe vakjes naar de juiste rode vakjes. Zorg ervoor dat je de letter altijd in het vakje plaatst! 
JUIST
ONJUIST
Invoerrecht is een ander woord voor importbelasting
Als Nederland invoerrechten heft, worden producten van buiten de EU goedkoper

Slide 5 - Sleepvraag

Invoerrechten zijn
A
een belasting
B
een subsidie

Slide 6 - Quizvraag

Wel of geen invoerrechten
betaal je invoerrechten als je een online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten

Slide 7 - Quizvraag

Niet alle Europese landen zijn lid van de Europese Unie.
Welk land is geen lid?
A
Cyprus
B
Litouwen
C
Slovenië
D
Zwitserland

Slide 8 - Quizvraag


Welk land zal in 2019 waarschijnlijk de Europese Unie verlaten?
A
België
B
Groot Brittannië
C
Kroatië
D
Zwitserland

Slide 9 - Quizvraag

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 10 - Quizvraag

Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is er eigenlijk internationale handel?
A
Omdat vervoer meestal niet duur is
B
Omdat landen allemaal hetzelfde maken
C
Vanwege de prijs-kwaliteits verschillen in landen
D
Omdat bedrijven in meerdere landen actief willen zijn

Slide 13 - Quizvraag

Export is de verkoop van producten aan het buitenland.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 14 - Quizvraag

Bedrijven verdienen geld met export, maar het levert GEEN werkgelegenheid op.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Kun je zonder belemmering een winkel openen in Italie?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Een Nederlands bedrijf kan makkelijk zijn producten in Frankrijk verkopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Door vrijhandel binnen de EU is er een ruimere keuze aan producten voor consumenten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de Europese Unie?
A
De munt eenheid waar wij mee betalen.
B
Een organisatie van 27 Europese landen die nauw met elkaar samen werken.
C
Alle landen van de wereld die samen werken voor handel.
D
Nederland, België en Luxemburg

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn invoerrechten?
A
Een belasting die je aan de grens betaalt voor het invoeren van producten.
B
Een subsidie die je ontvangt voor het invoeren van producten.
C
Het recht dat Nederland heeft om producten uit andere landen in te voeren.
D
Het recht van andere landen om producten uit Nederland in te voeren.

Slide 20 - Quizvraag

Waarom doet de EU aan protectie?
A
Om de eigen bedrijven (en dus economie) te beschermen
B
Om de concurrentie te bevorderen
C
Om de eigen regering te beschermen
D
Omdat het moet

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de Eurozone?
A
Europa zonder Engeland
B
Europa zonder Brexit
C
Een gebied waar je met euro's kunt betalen
D
Een gebied waar je juist niet met euro's kunt betalen

Slide 22 - Quizvraag

Hoofdstuk 8 paragraaf  2
maken 1 tot met 5

Slide 23 - Tekstslide

einde

Slide 24 - Tekstslide