Leren Leren les 2

Leren Leren les 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leren Leren les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:

Aan het einde van de les weten de leerlingen wat het verschil is tussen het korte en lange termijn geheugen.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
over les 1:

Slide 3 - Woordweb

Doel van deze les:
  • Hoe werken je hersenen?
  • Wat is het korte en lange termijn geheugen?
  • Wat moet je doen om iets te onthouden?
  • Hoe onthoudt jij het beste?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Tijd voor een spelletje:
Ik ga naar de supermarkt en neem mee.....

Slide 7 - Tekstslide

Probeer 1 rijtje cijfers te onthouden:
92387
8631742
3510029011

timer
0:30

Slide 8 - Tekstslide

Wie kan een rijtje op te noemen?

Slide 9 - Tekstslide

Je krijgt 20 seconden om de volgende woorden te onthouden:
boek
hoofdstuk
paragraaf
alinea
woord
letter
timer
0:20

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ging het onthouden van de woorden?

Was dit gemakkelijker of moeilijker dan het onthouden van de cijfers en waarom?

Slide 11 - Tekstslide

Wie kan nog een keer de producten uit de supermarkt opnoemen of het rijtje cijfers?

Slide 12 - Tekstslide

Het korte termijn geheugen:
In het kortetermijngeheugen sla je recente informatie op. Zoals een boodschappenlijstje of een telefoonnummer dat je zo wilt gebruiken. Je kunt maar een paar dingen tegelijk onthouden in je kortetermijngeheugen. Het kortetermijngeheugen bevindt zich in de hippocampus.

Als je iets hebt onthouden in het kortetermijngeheugen wil dat niet zeggen dat het automatisch terecht komt in je langetermijngeheugen. Zo kun je over enkele minuten dat telefoonnummer al vergeten zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Schools leren kost mentale inspanning!

Slide 14 - Tekstslide

Het lange termijn geheugen:
In je langetermijngeheugen sla je feiten en gebeurtenissen op en hoe je iets moet doen. Zo kun je onthouden hoe je moet fietsen of zwemmen of wat de route naar de supermarkt is. Het langetermijngeheugen bestaat uit:
 

  • Het expliciet geheugen: bewuste herinneringen
  • Het emotioneel geheugen: emoties en gevoelens
  • Het impliciet geheugen: onbewuste herinneringen en de rest van het geheugen, bijvoorbeeld gewoonten en vaardigheden. 


Slide 15 - Tekstslide

Herinneringen
Je slaat herinneringen waarbij een emotie komt kijken beter op.

Wat is het mooiste  cadeau dat je vroeger hebt gekregen?

Waarschijnlijk kun je veel van dit moment nog herinneren, omdat er een emotie bij kwam kijken.

Slide 16 - Tekstslide

Om iets te onthouden moet je werkgeheugen aan de slag!
Anders komt het niet van je korte termijn geheugen in je lange termijn geheugen...

Slide 17 - Tekstslide

Geheugentest in tweetallen

Waar scoor jij het beste op?
Zien, horen of lezen?

Jullie krijgen 2 enveloppen met hierin 3 verschillende opdrachten (lezen, horen, zien) om 10 woorden te onthouden. 
De 1 doet de geheugentest, de ander scoort en daarna wisselen.




timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Nabespreken van de geheugentest:
Wat lukte het beste? Zien, horen of lezen?
Wat heb je aan deze uitslag? 
Wat kan je helpen in de klas?

Hoe ging het samenwerken?


Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?

Aan het einde van de les weten de leerlingen wat het verschil is tussen het korte en lange termijn geheugen.

Slide 20 - Tekstslide

De volgende les gaan we leren hoe we het werkgeheugen activeren.

Slide 21 - Tekstslide