2. gram H4 - nwg en 4.6


- Uitleg 4.6 : bijv.nw. bij nwg,
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


- Uitleg 4.6 : bijv.nw. bij nwg,

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Je herkent de volgende woordsoorten en kunt deze benoemen:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- ww: hww, zww en kww

- vz

- voornaamwoorden: pers. vnw., bez. vnw., wknd. vnw., wkg. vnw., vr. vnw., aanw. vnw., betr. vnw., onbep. vnw.


Nieuw!

- telwoorden: hoofdtelwoord en rangtelwoord (bepaald en onbepaald)

- voegwoord (vwo: onderschikkend en nevenschikkend)



Slide 2 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een bijvoeglijk naamwoord?
A
zegt iets over een lw
B
zegt iets over een znw
C
komt vaak na een lw
D
mensen, dieren, dingen, planten en namen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
B
kan als enig werkwoord in een zin staan
C
belangrijkste werkwoord in een zin
D
kan zowel bij een wwg als nwg voorkomen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een koppelwerkwoord?
A
aanwijzend vnw. --> <--betrekkelijk vnw.
B
kan als enig werkwoord in een zin staan
C
belangrijkste werkwoord in een zin
D
kan zowel bij een wwg als nwg voorkomen

Slide 5 - Quizvraag

4.6 Bijvoeglijk naamwoord (uitbreiding)

We hebben geleerd dat een bijv. nw. voor het znw. staat waar het iets over zegt:

De rode auto

Het kleine meisje

De nieuwe Playstation



Slide 6 - Tekstslide

4.6 Bijvoeglijk naamwoord (uitbreiding)

Ook hebben we geleerd dat een bijv. nw. iets zegt over een znw. Dit kan ook als het bijv. nw. erachter staat (zoals bij een naamwoordelijk gezegde).


De auto is rood.

Het meisje is klein.

De Playstation is nieuw.



Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdr. 8 (blz. 173)
  1. nieuwe, modern
  2. gratis
  3. verkeerde
  4. recente, juist

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdr. 8 (blz. 173)
  1. nieuwe, modern
  2. gratis
  3. verkeerde
  4. recente, juist

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdr. 12 (blz. 175)
  1. zodat
  2. dat
  3. maar
  4. als
  5. want
  6. toen

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdr. 12 (blz. 175)
  1. zodat
  2. dat
  3. maar
  4. als
  5. want
  6. toen

Slide 11 - Tekstslide